ECLI:NL:CRVB:2006:AV0193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die zijn arbeidsongeschiktheid betwistte. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 9 oktober 2002, waarin zijn arbeidsongeschiktheidsklasse werd vastgesteld op 25 tot 35%. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 2 december 2005 was appellant niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. B.M. Kleys.
De Raad oordeelt dat de rechtbank in haar eerdere uitspraak terecht heeft geoordeeld over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zijn standpunt onderbouwden. De Raad concludeert dat de argumenten van appellant, die voornamelijk herhalingen waren van eerdere stellingen, niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De Raad wijst erop dat appellant niet heeft aangetoond dat zijn psychische beperkingen niet in de beoordeling zijn meegenomen en dat hij door een gewelddadig voorval dermate getraumatiseerd is dat hij niet kon werken. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is op 13 januari 2006 uitgesproken door mr. J.W. Schuttel, met drs. T.R.H. van Roekel als griffier. De Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.