ECLI:NL:CRVB:2006:AV0212

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5825 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M.T. Berkel-Kikkert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de verschuldigde eigen bijdrage AWBZ voor verblijf in verzorgingstehuis

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de eigen bijdrage die appellante verschuldigd is voor haar verblijf in een verzorgingstehuis. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de eigen bijdrage die door de Onderlinge waarborgmaatschappij Amicon Zorgverzekeraar Ziekenfonds u.a. is vastgesteld op € 526,83 per maand, ingaande 8 juli 2003. Appellante stelt dat zij eerder een beschikking heeft ontvangen waarin een lagere eigen bijdrage van € 106,-- was vastgesteld en betwist de bevoegdheid van gedaagde om de eigen bijdrage te verhogen.

De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat de artikelen 4 en 14 van het Bijdragebesluit zorg dwingendrechtelijk zijn en dat er geen bewijs is dat de eigen bijdrage te hoog is vastgesteld. Appellante heeft in hoger beroep grotendeels dezelfde argumenten herhaald, maar de Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om anders te oordelen dan de rechtbank. De Raad wijst erop dat de door appellante genoemde beschikking betrekking heeft op een eerdere periode en dat de eigen bijdrage correct is vastgesteld op basis van de geldende regels.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellante. De uitspraak is gedaan op 11 januari 2006 door mr. G.M.T. Berkel-Kikkert, in aanwezigheid van griffier S.M.A. School.

Uitspraak

04/5825 AWBZ
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Onderlinge waarborgmaatschappij Amicon Zorgverzekeraar Ziekenfonds u.a., gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft de heer J. Hulman hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van
21 september 2004, reg.nr. 03/1507 AWBZ, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 30 november 2005, waar partijen, gedaagde met voorafgaand bericht, niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Voor de in dit geding van belang zijnde feiten verwijst de Raad, mede gelet op de gedingstukken, naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Appellante is in de periode van 8 januari 2003 tot en met 18 februari 2003 opgenomen geweest in een ziekenhuis. Vanaf
19 februari 2003 verblijft zij in verzorgingshuis [naam verzorgingshuis] in [vestigingsplaats], een AWBZ-instelling.
Bij besluit van 30 juli 2003 heeft gedaagde de door appellante vanwege het verblijf in verzorgingstehuis [naam verzorgingshuis] verschuldigde eigen bijdrage AWBZ met ingang van 8 juli 2003 op basis van artikel 4 van het Bijdragebesluit zorg vastgesteld op € 526,83 per maand.
Bij besluit op bezwaar van 14 oktober 2003 heeft gedaagde de bezwaren van appellante tegen het besluit van 30 juli 2003 ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het besluit op bezwaar van 14 oktober 2003 beroep bij de rechtbank ingesteld. Zij heeft aangevoerd dat zij een beschikking van 28 juli 2003 heeft ontvangen, waarbij de eigen bijdrage definitief is vastgesteld op een bedrag van € 106,--. Zij heeft betwist dat gedaagde bevoegd was om de eigen bijdrage op een hoger bedrag vast te stellen.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het tegen het besluit op bezwaar van 14 oktober 2003 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de artikelen 4 en 14 van het Bijdragebesluit zorg van dwingendrechtelijke aard zijn en dat niet is gebleken dat de eigen bijdrage per 8 juli 2003 op een te hoog bedrag is vastgesteld. Het beroep op het vertrouwensbeginsel heeft de rechtbank verworpen, omdat appellante, zo zij de eigen bijdrage niet zou hebben ontvangen, door de in het besluit van 28 juli 2003 opgenomen verwijzing naar artikel 14 van het Bijdragebesluit zorg ervan op de hoogte had kunnen zijn dat de lage eigen bijdrage slechts geldt voor de eerste zes maanden van opname in een instelling.
In hetgeen van de zijde van appellante in hoger beroep - grotendeels als herhaling van het gestelde in eerste aanleg - is aangevoerd noch anderszins in de voorhanden gegevens heeft de Raad aanknopingspunten gevonden om in andere zin dan de rechtbank te oordelen. De Raad voegt hieraan toe dat de door appellante genoemde definitieve beschikking betrekking heeft op de periode ingaande 20 februari 2003 en dat het bestreden besluit betrekking heeft op een latere datum, namelijk de datum, waarop de voor de heffing van de hoge eigen bijdrage geldende wachtperiode van zes maanden, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Bijdragebesluit zorg, is verstreken. De Raad merkt hierbij op, dat de periode van verblijf in het ziekenhuis voor de berekening van de wachtperiode op grond van artikel 14, derde lid, van het Bijdragebesluit zorg moet worden samengeteld met de periode van verblijf in [naam verzorgingshuis]. Door de eigen bijdrage per 8 juli 2003 vast te stellen op het bedrag van € 526,83 is gedaagde niet in strijd gekomen met enige regel van geschreven of ongeschreven recht of enig rechtsbeginsel.
Dit betekent dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
Voor een veroordeling van gedaagde in de proceskosten van appellante ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. G.M.T. Berkel-Kikkert, in tegenwoordigheid van de griffier S.M.A. School en uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2006.
(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.
(get.) S.M.A. School.