ECLI:NL:CRVB:2006:AV0443
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WAZ-uitkering na drie jaar zonder winst
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die op 3 november 2004 een eerder besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen had vernietigd. Appellant, die als zelfstandige jammaker werkzaam is, stelde dat hij door een burn-out slechts voor 50% arbeidsgeschikt was en daardoor geen winst kon maken. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet deugdelijke motivering had, omdat gedaagde ten onrechte aannam dat het bedrijf van appellant al in 1998 bestond en niet inging op het beroep op de hardheidsclausule. Ondanks de vernietiging van het besluit, liet de rechtbank de rechtsgevolgen in stand omdat er geen andere materiële uitkomst mogelijk was, gezien appellant in geen enkel jaar winst had gemaakt.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn grieven. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat de rechtbank terecht de rechtsgevolgen in stand had gelaten. De Raad overwoog dat, ongeacht het verlies aan verdiencapaciteit door arbeidsongeschiktheid, artikel 8 van de WAZ de toekenning van een uitkering in de weg staat. Appellant had in het jaar 2000, het boekjaar voorafgaand aan zijn eerste arbeidsongeschiktheidsdag, verlies geleden als zelfstandig jammaker en had geen andere inkomsten genoten die als winst konden worden aangemerkt. De Raad stelde vast dat zowel het jaar 1999 als 2000 op nihil moesten worden gesteld voor wat betreft winst en inkomen, waardoor er geen grondslag voor een uitkering was.
De Raad merkte op dat het noch gedaagde noch de rechter vrijstond om appellant buiten de wettelijke bepalingen om een uitkering toe te kennen. Uiteindelijk leidde dit alles tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak in stand kon blijven. De Raad zag geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.