05/1403 WUV (05/6898 WUV, 05/6899 WUV + 05/6900 WUV)
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Bij besluit van 17 februari 2005, JZ/C80/2005/75/76/77/78, heeft verweerster beslist op vier door eiseres ingediende bezwaarschriften tegen besluiten ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, hierna: de Wet.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. In het beroepschrift met bijlagen, heeft eiseres aangegeven waarom zij zich niet met het bestreden besluit kan verenigen. Eiseres heeft bij schrijven van 5 november 2005 een nadere toelichting op haar beroep gegeven. Op 30 november 2005 is bij de Raad voorts nog ingekomen een schrijven betreffende eiseres d.d. 28 november 2005 van A.C. Blom, zenuwarts te Nijmegen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 1 december 2005. Aldaar is eiseres niet verschenen en heeft verweerster zich doen vertegenwoordigen door mr. C. Vooijs, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
Ingevolge artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben partijen de bevoegdheid tot tien dagen voor de zitting nadere stukken in te dienen. Het hiervoor genoemde vanwege eiseres ingezonden schrijven d.d. 28 november 2005 van zenuwarts A.C. Blom is buiten deze termijn bij de Raad ingekomen. Om die reden zal de Raad dit stuk bij zijn oordeelsvorming buiten beschouwing laten.
Blijkens de gedingstukken is eiseres, die is geboren [in] 1932 in het voormalige Nederlands-Indië, vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet. Aan eiseres is bij besluit van 5 september 1988 met ingang van 1 juli 1987 een periodieke uitkering toegekend, waarvan de grondslag wordt berekend naar het inkomen dat zij ten tijde van haar aanvraag uit het beroep van administratief medewerkster zou hebben genoten. Voorts zijn aan eiseres diverse voorzieningen toegekend, waaronder tweemaal per week een halve dag huishoudelijke hulp. Verweerster heeft in dat verband aanvaard dat de bij eiseres aanwezige psychische klachten, hypertensie en vaatklachten met de vervolging verband houden en dat haar asthma bronchiale, rug-, schouder- en armklachten met de vervolging geen verband houden. Bij besluit van 18 juni 2004 heeft verweerster afwijzend beslist op een door eiseres ingediend verzoek tot herziening van de voor de berekening van haar periodieke uitkering vastgestelde grondslag. Bij besluiten van eveneens 18 juni 2004 heeft verweerster geweigerd eiseres in aanmerking te brengen voor vergoeding van dan wel tegemoetkoming in de kosten van aanschaf van een auto, van uitbreiding huishoudelijke hulp tot 12 uur per week alsmede van kosten van fysiotherapie. Door eiseres tegen deze besluiten ingediende bezwaarschriften zijn bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard.
Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen, Daartoe heeft zij onder meer gewezen op de ellendige tijd die zij in interneringskampen tijdens de Japanse bezetting heeft doorgemaakt.
De Raad overweegt als volgt:
Herziening grondslag.
Ingevolge artikel 61, tweede lid, van de Wet is verweerster bevoegd op daartoe door de belanghebbende ingediend verzoek een door haar gegeven besluit in het voordeel van de bij dat besluit betrokkene te herzien. Deze bevoegdheid is van discretionaire aard. Dit brengt met zich dat de Raad het besluit slechts met terughoudendheid kan toetsen. Daarbij staat bij een verzoek om herziening als hier aan de orde is, centraal de vraag of eiseres bij haar verzoek dan wel in bezwaar nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd, die aan verweerster bij het nemen van haar eerdere besluit niet bekend waren dan wel dat besluit in een zodanig nieuw licht plaatsen dat verweerster daarin aanleiding had moeten zijn dat besluit te wijzigen.
Van dergelijke gegevens is de Raad niet gebleken. Eiseres heeft alleen aangevoerd dat zij het onrechtvaardig vindt dat zij door haar afkeuring in 1988 niet in aanmerking is gekomen voor periodieke verhogingen die haar vroegere collega’s in de loop der jaren wel zouden hebben ontvangen. Een dergelijke omstandigheid kan niet leiden tot herziening van een eenmaal vastgestelde grondslag. De voor eiseres geldende grondslag is blijkens de gedingstukken destijds vastgesteld naar het per ingangsdatum van de periodieke uitkering door haar verdiende salaris in het laatstelijk door haar uitgeoefende beroep, hetgeen in overeenstemming is met de ter zake van de grondslagvaststelling in de Wet neergelegde regels. De Wet geeft niet de mogelijkheid met misgelopen periodieken rekening te houden.
Het beroep van eiseres op dit punt is mitsdien ongegrond.
Aanschafkosten auto
Verweerster hanteert bij voorzieningen ter zake van de aanschafkosten van een auto de richtlijn dat deze uitsluitend worden toegekend indien bij de betrokkene sprake is van zodanige beperkingen (al dan niet met de vervolging samenhangend) dat hij/zij niet van het openbaar vervoer en evenmin van een taxi gebruik kan maken. De Raad heeft deze gedragslijn van verweerster in constante jurisprudentie niet onjuist of onredelijk geacht. Blijkens de gedingstukken van medische aard moet het voor eiseres mogelijk zijn van een taxi gebruik te maken. Voor toekenning van een vergoeding van dan wel tegemoet-koming in de aanschafkosten van een auto is mitsdien geen plaats.
Uitbreiding huishoudelijke hulp
Naar uit het vorenstaande blijkt, zijn de bij eiseres bestaande psychische klachten, hypertensie en vaatklachten aanvaard als gevolgen van de vervolging. Ingevolge artikel 20 en 21 van de Wet bestaat de mogelijkheid eiseres in aanmerking te brengen voor voorzieningen indien en voor zover zij in verband staan met deze aandoeningen. De omtrent eiseres beschikbare medische informatie laat niet zien dat haar met de vervolging samenhangende ziekten of gebreken haar zodanig belemmeren in het verrichten van huishoudelijk werk dat méér dan de reeds toegekende acht uur huishoudelijke hulp per week voor haar noodzakelijk zou zijn. De beschikbare medische informatie en daarvan met name het verslag van het door de arts J.H. Husken bij eiseres verricht medisch onderzoek, laat voor de Raad overduidelijk zien dat de huidige behoefte aan extra huishoudelijk hulp bij eiseres samenhangt met haar beperkingen van locomotoire aard die geleidelijk aan in de tijd zijn ontstaan op basis van constitutie, leeftijd, overgewicht en arbeidzaam leven. Een verband met de vervolging is door verweerster gezien deze duidelijk andere oorzaken, naar het oordeel van de Raad terecht niet aanwezig geacht.
Fysiotherapie
Deze voorziening staat eveneens niet in verband met de bij eiseres aanwezige met de vervolging samenhangende psychische klachten, vaatklachten en hypertensie. Reeds om die reden is een voorziening ingevolge de Wet voor deze kosten niet mogelijk.
Het vorenstaande betekent dat het beroep van eiseres op alle punten ongegrond verklaard moet worden.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en beslist als volgt.
De Centrale Raad van Beroep,
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. H.R. Geerling-Brouwer en mr. G.F. Walgemoed als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2006.