ECLI:NL:CRVB:2006:AV0804
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- M.C.M. van Laar
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Toename van arbeidsongeschiktheid en wisseling van maatman in WAO-zaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de toekenning van een WAO-uitkering aan een voormalig werknemer. De werknemer, die in dienst was bij appellante, had zich ziekgemeld na een bedrijfsongeval en ontving aanvankelijk een WAO-uitkering. Na een periode van herstel werd deze uitkering ingetrokken, maar later, na een nieuwe uitval, werd opnieuw een WAO-uitkering toegekend. Appellante betwistte dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid voortvloeide uit dezelfde oorzaak als de eerdere arbeidsongeschiktheid en stelde dat de normale wachttijd van toepassing had moeten zijn in plaats van de verkorte wachttijd van vier weken.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de bewijslast bij appellante lag om aan te tonen dat er geen verband was tussen de eerdere en latere uitval. De Raad concludeerde dat appellante hierin niet was geslaagd en dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid niet buiten twijfel kon worden toegeschreven aan een andere ziekteoorzaak. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de wachttijd van vier weken terecht was gehanteerd, maar oordeelde dat het bestreden besluit om andere redenen niet in stand kon blijven. De Raad vernietigde het bestreden besluit en droeg gedaagde op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij ook de proceskosten van appellante werden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van de bewijslast in zaken van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor gedaagde om zorgvuldig te motiveren en onderzoeken of er sprake is van een wisseling van maatman. De Raad merkte op dat de beslissing om de werknemer een volledige WAO-uitkering toe te kennen, mogelijk nadelige gevolgen had voor appellante, wat ook in het nieuwe besluit in overweging genomen dient te worden.