ECLI:NL:CRVB:2006:AV0858

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2585 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Berkel-Kikkert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in de proceskosten na wijziging standpunt bestuursorgaan

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. Notermans, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had eerder het beroep van verzoekster tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de weigering om verzoekster een scootmobiel van het type Classic in bruikleen te verstrekken. Na een wijziging in het standpunt van het bestuursorgaan, waarbij verzoekster op 19 november 2004 alsnog een scootmobiel is verstrekt, heeft mr. Notermans het hoger beroep ingetrokken. Verzoekster heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, waaronder een eigen bijdrage van € 64,-- en griffierecht van € 87,--. Gedaagde heeft zich verzet tegen deze vergoeding.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 11 januari 2006 geoordeeld dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten indien het hoger beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad heeft vastgesteld dat gedaagde met het besluit van 19 november 2004 inderdaad geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen. Echter, de Raad heeft ook geconcludeerd dat de gevorderde eigen bijdrage en het griffierecht niet voor vergoeding in aanmerking komen op grond van de Awb en de Beroepswet.

De Raad heeft gedaagde wel veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn begroot op € 322,--, te betalen door de gemeente Valkenswaard aan de griffier van de Raad. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Deze uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder proceskosten kunnen worden vergoed in bestuursrechtelijke procedures, vooral in gevallen van intrekking van hoger beroep na een wijziging in het standpunt van het bestuursorgaan.

Uitspraak

03/2585 WVG
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens verzoekster heeft mr. Notermans, advocaat te Valkenswaard, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 15 april 2003, reg.nr. AWB 02/2131 WVG, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Bij die uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van gedaagde van 23 juli 2002, waarbij het bezwaar van verzoekster tegen de weigering van gedaagde haar een scootmobiel van het type Classic in bruikleen te verstrekken, ongegrond verklaard.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Op 23 mei 2005 heeft gedaagde een afschrift ingezonden van het besluit van 19 november 2004, waarbij aan verzoekster een scootmobiel van het type Classic in bruikleen is verstrekt.
Bij schrijven van 26 mei 2005 heeft mr. Notermans de Raad medegedeeld dat het hoger beroep wordt ingetrokken. Daarbij heeft hij verzocht om toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in die zin dat gedaagde wordt veroordeeld tot vergoeding van schade bestaande uit de door verzoekster betaalde eigen bijdrage van € 64,-- en het betaalde griffierecht van € 87,--. Van deze kosten is tevens opgave gedaan door indiening van het zogenaamde “formulier proceskosten”.
Gedaagde heeft bij schrijven van 15 juni 2005 medegedeeld zich te verzetten tegen een veroordeling tot vergoeding van bovengenoemde kosten.
Het verzoek is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 30 november 2005, waar partijen, met voorafgaand bericht, niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan, in geval van intrekking van het hoger beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
De Raad merkt het verzoek om gedaagde te veroordelen tot vergoeding van de kosten bestaande uit de door verzoekster betaalde eigen bijdrage van € 64,-- aan als een verzoek om toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb.
De primair te beantwoorden vraag of gedaagde met het besluit van 19 november 2004 geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen, beantwoordt de Raad bevestigend. De Raad heeft in de inhoud van het rapport van de GGD van 20 juli 2004 waarnaar gedaagde voor de grondslag van het besluit van 19 november 2004 heeft verwezen, anders dan door gedaagde is betoogd, geen aanknopingspunten gevonden voor het standpunt dat gewijzigde omstandigheden in de medische situatie van verzoekster hebben geleid tot het verstrekken van de door verzoekster gewenste scootmobiel, zodat de Raad het, nu zulks ook niet uit de overige gedingstukken kan worden afgeleid, ervoor houdt dat het besluit van
19 november 2004 het gevolg is van een gewijzigd inzicht aan de zijde van gedaagde.
Ter uitvoering van 8:75 van de Awb is het Besluit proceskosten bestuursrecht (Stb. 1993, 763; Bpb) vastgesteld. In een bijlage bij dit besluit is een limitatieve opsomming gegeven van proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. In afzonderlijke vergoeding van de in verband met een afgegeven toevoeging op grond van de Wet op de Rechtsbijstand te betalen eigen bijdrage is daarbij niet voorzien.
De Raad ziet aanleiding om op grond van artikel 8:75a van de Awb (in samenhang met artikel 8:75 van de Awb) gedaagde te veroordelen in de proceskosten van verzoekster, welke met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden begroot op € 322,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. Deze kosten hebben (mede) betrekking op de eigen bijdrage van verzoekster.
Ingevolge artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet wordt, indien het hoger beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door de desbetreffende rechtspersoon. Verzoekster dient zich dan ook met het verzoek om vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot de gemeente Valkenswaard te wenden.
De namens verzoekster gevorderde eigen bijdrage en het betaalde griffierecht komen, gelet op het bepaalde in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en 22, vijfde lid, van de Beroepswet, niet voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 8:73 (a) van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag groot € 322,--, te betalen door de gemeente Valkenswaard aan de griffier van de Raad;
Wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.
Aldus gewezen door mr. Berkel-Kikkert, in tegenwoordigheid van de griffier S.M.A. School en uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2006.
(get). Berkel-Kikkert.
(get). S.M.A. School.