ECLI:NL:CRVB:2006:AV1081
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- C.W.J. Schoor
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en belastbaarheid van appellant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die op 5 april 2002 de WAO-uitkering van appellant heeft ingetrokken. De intrekking was gebaseerd op de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 28 april 1997 minder dan 15% was. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 1 november 2002. Hierop heeft appellant hoger beroep ingesteld, waarbij hij twijfels uitte over de juistheid van de vastgestelde beperkingen en stelde dat zijn medische situatie was verslechterd na een onderzoek door de verzekeringsarts op 11 maart 1997.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 23 december 2005, waarbij appellant niet aanwezig was. De Raad heeft overwogen dat er geen bewijs was voor een verslechtering van de gezondheidssituatie van appellant vóór de relevante datum en dat een verslechtering na deze datum niet relevant was voor de beoordeling van de aanspraken onder de WAO. De Raad heeft ook het verzoek van appellant om een medisch deskundige te benoemen afgewezen, omdat er onvoldoende grond was voor dit verzoek.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat appellant, rekening houdend met de door gedaagde vastgestelde beperkingen, in staat was de geselecteerde functies te vervullen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet kon slagen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de Raad, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 februari 2006.