ECLI:NL:CRVB:2006:AV1168
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 januari 2006 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 03/3967 WAO. Appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde C.G. Steijvers, heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 16 april 2002, waarin het bezwaar van appellant tegen een eerdere beslissing van 10 augustus 2001 ongegrond werd verklaard. Deze eerdere beslissing hield in dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant werd herzien van 80-100% naar 35-45%.
De Centrale Raad heeft de zaak behandeld op 2 december 2005, waarbij appellant in persoon en bijgestaan door zijn gemachtigde aanwezig was, terwijl gedaagde niet vertegenwoordigd was. De Raad heeft de medische situatie van appellant in overweging genomen, waarbij appellant stelde dat zijn gezondheidssituatie, met name rugklachten en hartritmestoornissen, niet toelaat dat hij met de vereiste regelmaat en duurzaamheid loonvormende arbeid verricht. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de medische informatie die beschikbaar was, niet ondersteunt dat de beperkingen van appellant niet juist zijn gewaardeerd.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts van gedaagde rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellant en dat de geselecteerde functies voldoen aan de vastgestelde belastbaarheid. De Raad heeft geen aanleiding gezien om het bestreden besluit niet voor juist te houden en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er zijn geen termen voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 januari 2006.