ECLI:NL:CRVB:2006:AV1288
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid en geschiktheid voor functies
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. H.W. Bemelmans, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, die het beroep tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. Dit besluit betrof de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die vanaf 10 mei 1999 een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Gedaagde had de uitkering per 23 juli 2002 ingetrokken, omdat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet van onjuiste medische beperkingen was uitgegaan en dat er geen aanleiding was om een medisch deskundige te benoemen.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn psychische beperkingen, veroorzaakt door een posttraumatische stressstoornis, onjuist zijn beoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft de rapportages van de behandelend psychiater J.W. van Eijk en de bezwaarverzekeringsarts J.P.M. Joosten in overweging genomen. De Raad concludeert dat het belastbaarheidspatroon van appellant, zoals vastgesteld door de verzekeringsarts drs. H.M.C. Wijers, een juiste weergave is van zijn medische beperkingen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant, ondanks enkele relevante markeringen in de functies, in staat is de voorgehouden functies te vervullen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat gedaagde terecht de WAO-uitkering heeft beëindigd. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 februari 2006.