ECLI:NL:CRVB:2006:AV2071
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- P.C. de Wit
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van arbeidsverplichtingen opgelegd aan uitkeringsgerechtigde
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 10 augustus 2004 het beroep tegen het besluit van 30 september 2003 ongegrond verklaarde. Appellante en haar echtgenoot ontvingen een uitkering op basis van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (Ioaw). Aanvankelijk waren zij vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen, maar na medisch advies van het Regionaal Indicatie Orgaan Rivierenland (Rio) heeft gedaagde op 17 december 2002 opnieuw arbeidsverplichtingen opgelegd aan appellante. Dit besluit werd later in bezwaar ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden in deze zaak zorgvuldig gewogen. De Raad oordeelt dat de appellante onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de arbeidsverplichtingen om medische of sociale redenen niet aan haar opgelegd konden worden. De Raad benadrukt dat de Ioaw als uitgangspunt heeft dat ieder individu primair verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen bestaan. Dit betekent dat de arbeidsplicht aan appellante opgelegd dient te worden, tenzij er gegronde redenen zijn om dit niet te doen.
De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeert dat de adviezen van het Rio, die gedaagde heeft geraadpleegd, zorgvuldig zijn en dat appellante geschikt wordt geacht voor aangepaste werkzaamheden. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en de Raad ziet geen reden om af te wijken van het eerder ingenomen standpunt.