ECLI:NL:CRVB:2006:AV3099
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in WAO-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2006 uitspraak gedaan over het verzet van opposante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep, dat eerder op 15 juli 2005 was afgewezen. Opposante had het hoger beroep niet tijdig ingediend, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid. De Raad heeft in deze uitspraak de vraag beantwoord of de termijnoverschrijding van zes weken, zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), verschoonbaar was. Tijdens de zitting op 17 januari 2006 zijn beide partijen niet verschenen, wat de behandeling van de zaak niet heeft beïnvloed.
De Raad heeft geconcludeerd dat de argumenten die opposante in haar verzetschrift heeft aangevoerd niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat opposante bijvoorbeeld een medische verklaring had kunnen indienen om haar situatie beter te onderbouwen. Ook werd opgemerkt dat opposante zich had kunnen wenden tot een wetswinkel of bureau voor rechtshulp in haar woonplaats, wat haar had kunnen helpen bij het tijdig indienen van het hoger beroep.
Uiteindelijk heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard, waarbij de eerdere uitspraak van 15 juli 2005 in stand bleef. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. Deze uitspraak bevestigt de noodzaak voor partijen om tijdig en adequaat te reageren binnen de gestelde termijnen in bestuursrechtelijke procedures.