ECLI:NL:CRVB:2006:AV3822
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische grondslag en geschiktheid van functies in het kader van de WAO-uitkering
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. C. Brouwer-Morren van ARAG Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Assen. De rechtbank had op 7 oktober 2003 geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) juist was, maar had geconstateerd dat bij de selectie van functies geen rekening was gehouden met de arbeidsmarkt op de datum van 16 juli 2000. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante gegrond en vernietigde het bestreden besluit, met de opdracht aan gedaagde om een nieuw besluit te nemen.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de medische beoordeling en de inschatting van haar beperkingen onjuist zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft de vraag beantwoord of de rechtbank terecht oordeelde dat de medische grondslag juist was. De Raad concludeert dat de medische beoordeling door de rechtbank correct was, en dat de door appellante ingebrachte medische gegevens niet aantonen dat zij op de relevante datum beperkingen had die haar arbeid belemmerden.
De Raad heeft ook de geschiktheid van de aan appellante voorgehouden functies beoordeeld. Appellante stelde dat de functies niet passend waren, maar de Raad oordeelt dat de belasting van de functies niet boven haar belastbaarheid uitgaat. De bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige hebben de functies als passend beoordeeld, en appellante heeft geen overtuigende gegevens aangeleverd die haar standpunt ondersteunen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellante ongegrond.