ECLI:NL:CRVB:2006:AV4157
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over het recht op WW-uitkering in verband met ziekte en beschikbaarheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht meer had op een WW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 18 januari 2006, waarbij appellant in persoon aanwezig was, terwijl de gedaagde partij, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zich niet heeft laten vertegenwoordigen. De rechtbank had eerder op 15 september 2004 geoordeeld dat appellant vanaf 19 mei 2003 niet beschikbaar was voor de arbeidsmarkt vanwege zijn ziekte. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangevoerd die de eerdere beslissing konden weerleggen. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden. De Raad heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Hoogeveen, in tegenwoordigheid van griffier L. Karssenberg, en is openbaar uitgesproken op 1 maart 2006.