ECLI:NL:CRVB:2006:AV4618

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4031 AW + 05/5417 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • K. Zeilemaker
  • J.L.P.G. van Thiel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van docent bedrijfseconomie na reorganisatie in het hoger onderwijs

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van het College van Bestuur van de Universiteit van [plaatsnaam] tegen de uitspraak van de rechtbank [woonplaats] van 10 juni 2004. De gedaagde, een docent bedrijfseconomie, is ontslagen als gevolg van een reorganisatie die voortvloeide uit de invoering van de Bachelor/Masterstructuur. De reorganisatie leidde tot een wijziging van het curriculum, waarbij de focus verschoof van bedrijfseconomie naar belastingrecht. De gedaagde was van mening dat zijn functie niet terecht was opgeheven, omdat hij nog steeds een substantieel deel van bedrijfseconomie onderwees. De rechtbank had het besluit van het College van Bestuur vernietigd wegens ondeugdelijke motivering, maar het College ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 2 februari 2006 werd het standpunt van de appellant toegelicht. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de reorganisatie en de bijbehorende curriculumwijzigingen voldoende onderbouwd waren. De Raad stelde vast dat de inhoud van het onderwijs aanzienlijk was veranderd en dat de nieuwe vakken niet meer overeenkwamen met de oude functie van de gedaagde. De Raad concludeerde dat de opheffing van de functie van gedaagde gerechtvaardigd was, omdat de nieuwe onderwijsstructuur een andere benadering vereiste dan voorheen.

De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de gedaagde ongegrond. Tevens werd het besluit van 21 juli 2005, dat de opheffing van de functie betrof, vernietigd, omdat dit besluit niet meer op de juiste grondslag berustte. De Raad achtte geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2006.

Uitspraak

04/4031 AW + 05/5417 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
het College van Bestuur van de Universiteit van [plaatsnaam], appellant,
en
[gedaagde] wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op de daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank [woonplaats] van 10 juni 2004,
nr. Awb 03-1184 AW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 2 februari 2006 waar namens appellant zijn verschenen mr. B.E. Lamberti en prof. dr. J.W. Zwemmer, beiden werkzaam bij de Universiteit van [plaatsnaam]. Gedaagde is in persoon verschenen.
II. MOTIVERING
1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. Gedaagde was werkzaam als docent bedrijfseconomie bij de afdeling Publiekrecht, leerstoel Belastingrecht bij de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van [plaatsnaam]. Mede als gevolg van de invoering van de nieuwe Bachelor/Masterstructuur heeft een reorganisatie plaatsgevonden. Als uitvloeisel daarvan is onder meer een personeelsplan vastgesteld, waarin de rechtspositionele gevolgen van de reorganisatie voor de medewerkers zijn uitgewerkt. Op 26 augustus 2002 is gedaagde in kennis gesteld van het besluit dat als gevolg van de reorganisatie zijn functie is opgeheven en dat een herplaatsingstraject wordt gestart. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 26 juni 2003.
2. De rechtbank heeft dit besluit bij de aangevallen uitspraak vernietigd wegens ondeugdelijke motivering. De rechtbank achtte de beschrijving van het curriculum van het nieuwe vak “belastingrecht in economisch perspectief” onvoldoende zichtbaar maken dat de accentverschuiving van de bedrijfseconomische naar de fiscaal-juridische invalshoek zo sterk is dat daarmee het samenstel van werkzaamheden van gedaagde was uiteengevallen of had opgehouden te bestaan.
3. Ter uitvoering van deze uitspraak heeft appellant op 21 juli 2005 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, die onder aanvulling van de motivering wederom strekt tot ongegrondverklaring. Daarnaast is in dit besluit beslist op bezwaren van gedaagde tegen een tweetal rechtspositionele besluiten betreffende zijn collega G. Daartegen heeft gedaagde beroep ingesteld bij de rechtbank.
4. In geding is, gelet op hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, de vraag of appellant genoegzaam heeft onderbouwd dat sprake is van opheffing van gedaagdes betrekking van docent bedrijfseconomie.
4.1. De Raad stelt allereerst vast dat onder het samenstel van gedaagdes werkzaamheden moet worden verstaan de taken die voortvloeien uit de op gedaagde van toepassing zijnde zeer globale functiebeschrijving van docent, bezien in samenhang met de uit het geldend curriculum voortvloeiende opdracht met betrekking tot de inhoud van het onderwijs. Wijziging van het curriculum kan derhalve min of meer ingrijpende gevolgen hebben voor gedaagdes functie ook al blijft de functiebeschrijving ongewijzigd.
4.2. Appellant heeft verklaard dat hij tegelijk met de invoering van de Bachelor/Master-structuur een nieuw perspectief voor het onderwijs wilde scheppen. In het nieuwe curriculum is daarom een ruime plaats ingeruimd voor de metajuridische dimensie in de vorm van zogenoemde in perspectief vakken, hetgeen een uitwerking is van het uitgangspunt dat de juridische opleiding aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van [plaatsnaam] minder rechtspositivistisch gericht dient te zijn dan tot dan toe. In het kader van de reorganisatie heeft appellant voor de studierichting fiscaal recht de vakken bedrijfseconomie I en II en boekhouden afgeschaft en daarvoor is in de plaats gekomen het vak belastingrecht in economisch perspectief. Daarnaast is voor de notariële studierichting het vak balanslezen afgeschaft en vervangen door het vak bedrijfseconomie voor het notariaat. Dit laatstgenoemde vak komt, gelijk partijen hebben verklaard, wat betreft de inhoud overeen met het hiervoor genoemde vak belastingrecht in economisch perspectief. Die inhoud is in het nieuwe curriculum beschreven. Van de zijde van appellant is voorts toegelicht dat het vak bedrijfseconomie is afgeschaft omdat het te weinig fiscale invalshoeken had, terwijl thans de nadruk moet liggen op het fiscale recht met aandacht voor - en raakvlakken met de economie. Appellant staat een inhoudelijke vervlechting voor van het belastingrecht met de bedrijfseconomie en het jaarrekeningen-recht, waarbij uitgegaan wordt van een andere methodologie dan voorheen. Daarbij dient uiteraard aandacht te worden gegeven aan een aantal bedrijfseconomische onderwerpen, maar dat moet binnen proporties blijven. Boekhouden en balanslezen worden te technisch gevonden en niet meer passend binnen een academische opleiding. Door de decaan van de faculteit is aangegeven dat het nieuwe vak belastingrecht in economisch perspectief naar schatting voor 40% uit bedrijfseconomie, voor 30% uit fiscaal recht en voor 30% uit vennootschapsrecht bestaat, waarbij een en ander niet los van elkaar kan worden gezien. Dit laatste komt ook tot uitdrukking in de voorgeschreven literatuur die voor een groot deel anders is dan voorheen. Appellant heeft daaraan toegevoegd van mening te zijn dat het nieuwe onderwijs uitsluitend kan worden gegeven door een fiscalist.
4.3. Op grond van de stukken en hetgeen ter toelichting daarop naar voren is gebracht - zoals hiervoor kort weergegeven - acht de Raad voldoende aannemelijk geworden dat met betrekking tot het onderwijs op het gebied van het belastingrecht van meer dan een accentverschuiving sprake is. Gedaagde heeft weliswaar gesteld dat nog immer voor 90% bedrijfseconomie wordt gegeven, maar hij heeft die stelling niet hard kunnen maken. Uit de uiteenzetting van de zijde van appellant heeft de Raad afgeleid dat een duidelijk andere benadering wordt voorgestaan dan gedaagde de afgelopen jaren heeft toegepast en dat het onderwijs voor een groot deel ook wat betreft inhoud anders zal zijn. Een en ander komt ook tot uitdrukking in de voorgeschreven literatuur en in de inhoud van de tentamens. Anders dan de rechtbank heeft de Raad uit de opsomming van onderwerpen die worden gedoceerd in het eerste en tweede blok, bezien in het licht van voormelde andere benadering, niet de conclusie kunnen trekken dat nog immer hoofdzakelijk van bedrijfseconomie sprake is. De Raad heeft vastgesteld dat vanaf het begin ruim aandacht wordt gegeven aan fiscale beginselen.
4.4. Dit brengt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep van gedaagde ongegrond verklaren.
4.5. Het nieuwe besluit op bezwaar, voorzover dit ziet op de opheffing van gedaagdes betrekking, betrekt de Raad op de voet van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in dit geding, nu het genomen is ter uitvoering van de aangevallen uitspraak. Aan dit besluit is als gevolg van hetgeen is overwogen in 4.4. de grondslag komen te ontvallen. Dit besluit van 21 juli 2005 zal in zoverre worden vernietigd. Voorzover dit besluit tevens betrekking heeft op de rechtspositionele aanspraken van gedaagdes collega G dient het beroep van gedaagde door de rechtbank te worden afgedaan.
5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep van gedaagde tegen het besluit van 26 juni 2003 ongegrond;
Vernietigt het besluit van 21 juli 2005 voorzover dat betrekking heeft op de opheffing van de functie van gedaagde.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en mr. K. Zeilemaker en
mr. J.L.P.G. van Thiel als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.W. Loots als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2006.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) P.J.W. Loots.
Q