ECLI:NL:CRVB:2006:AV5272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vaststelling WAZ-uitkering en beoordeling belastbaarheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de herziening van haar WAO-uitkering aan de orde is. Appellante, die sinds 1997 arbeidsongeschikt is door psychische klachten en andere gezondheidsproblemen, heeft in 1998 een WAO-uitkering gekregen. De verzekeringsarts heeft in 2002 haar belastbaarheid beoordeeld en vastgesteld dat zij beperkt is in haar functioneren, maar dat zij in staat is om licht werk te verrichten. De arbeidsdeskundige heeft op basis van deze beoordeling functies geselecteerd en het verlies aan verdiencapaciteit berekend op 23,47%. Gedaagde heeft vervolgens de WAO-uitkering van appellante herzien naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid.
In de bezwaarfase heeft een bezwaarverzekeringsarts de belastbaarheid van appellante opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de eerder vastgestelde beperkingen juist zijn. De Raad heeft een deskundige benoemd om de gezondheidstoestand van appellante te beoordelen. Deze deskundige heeft bevestigd dat appellante op de datum in geding, 14 juli 2002, niet volledig arbeidsongeschikt was, maar dat de vastgestelde belastbaarheid correct was. De Raad heeft het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is overwogen dat de aan appellante voorgehouden functies geschikt zijn en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van de Raad in het bevestigen van eerdere besluiten van gedaagde. De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend genoeg geacht om tot een andere conclusie te komen.