ECLI:NL:CRVB:2006:AV6093
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering van een cateringmedewerkster na auto-ongeluk
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, een voormalige cateringmedewerkster, die sinds 8 december 1997 arbeidsongeschikt is na een auto-ongeluk. Appellante ontving een WAO-uitkering, maar deze werd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op 13 februari 2002 ingetrokken, omdat appellante op 6 april 2002 minder dan 15% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij zij stelde dat de geselecteerde functies niet passend waren en dat er sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 7 februari 2006. Tijdens de zitting was appellante vertegenwoordigd door haar gemachtigde, J.R. Beukema, en de gedaagde was vertegenwoordigd door P.J. Langius. De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, waaronder de stelling dat een van de drie geduide functies was komen te vervallen en dat de belastingeisen niet haalbaar waren. Ook werd aangevoerd dat in andere gevallen de resultaten van neuropsychologisch onderzoek wel werden geaccepteerd, maar in dit geval niet.
De Raad oordeelde dat de rechtbank de juiste medische grondslag had onderschreven, maar dat de arbeidskundige grondslag onjuist was vastgesteld. De Raad concludeerde dat de door de bezwaarverzekeringsarts aangenomen beperkingen correct waren en dat appellante in staat was de geselecteerde functies te vervullen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. K.J.S. Spaas, in aanwezigheid van griffier A.H. Hagendoorn-Huls, op 21 maart 2006.