ECLI:NL:CRVB:2006:AV6207
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- A.H. Hagendoorn-Huls
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en beoordeling van medische en arbeidskundige aspecten
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak, waarbij de Raad zich baseert op de medische en arbeidskundige aspecten van de schatting die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is gemaakt. De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv, dat haar uitkering met ingang van 13 augustus 2001 heeft geweigerd. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, en appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 7 februari 2006 is appellante niet verschenen, maar de gedaagde partij was vertegenwoordigd door een advocaat van het Uwv.
De Raad overweegt dat de rechtbank uitvoerig heeft uiteengezet waarom zij zich kon verenigen met de medische en arbeidskundige beoordeling van het Uwv. Appellante heeft in hoger beroep voornamelijk dezelfde grieven herhaald die eerder bij de rechtbank zijn aangevoerd. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt dat de medische gronden voor arbeidsongeschiktheid objectief moeten worden vastgesteld. De Raad benadrukt dat niet-medische oordelen over de geschiktheid voor arbeid niet kunnen prevaleren boven medische bevindingen. Op basis van deze overwegingen komt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep besluit dan ook om de eerdere uitspraak van de rechtbank te bekrachtigen, zonder termen aanwezig te zien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 21 maart 2006 door mr. K.J.S. Spaas, in aanwezigheid van griffier A.H. Hagendoorn-Huls.