ECLI:NL:CRVB:2006:AW1805
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens gebrek aan bewijs van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellant, die stelt dat hij in 1972 arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had geoordeeld dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn arbeidsongeschiktheid gedurende een relevante periode van 52 weken in 1972. Appellant had in 1999 een aanvraag voor een WAO-uitkering ingediend, maar de Raad oordeelt dat er geen relevante periode van arbeidsongeschiktheid kan worden vastgesteld. De rechtbank had eerder geconcludeerd dat de door appellant overgelegde documenten, waaronder een uitnodiging voor een spreekuur bij een verzekeringsarts en brieven van het ziekenfonds, niet voldoende bewijs boden voor zijn claim. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de tijdsverloop tussen de vermeende arbeidsongeschiktheid en de aanvraag om een uitkering, samen met het gebrek aan bewijs, leidt tot de conclusie dat appellant niet in aanmerking komt voor de WAO-uitkering. De Raad wijst erop dat de bewijslast bij appellant ligt en dat hij niet heeft aangetoond dat hij gedurende de relevante periode arbeidsongeschikt was. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen.