ECLI:NL:CRVB:2006:AW1808
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.A.A.G. Vermeulen
- R. Kooper
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Beoordeling functiewaardering en rangtoekenning binnen de Koninklijke Marechaussee
In deze zaak heeft appellant, teamleider Grensoverschrijdende Criminaliteit (TL GOC) bij de Koninklijke Marechaussee, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had op 19 februari 2004 geoordeeld dat de functiewaardering van appellant, die was vastgesteld op 203 punten, correct was en dat de rang van adjudant-onderofficier terecht was gehandhaafd. Appellant was van mening dat de functiewaardering inconsistent was en dat hij recht had op de rang van luitenant, gezien de totaalscore van zijn functie. Hij verwees naar andere functies binnen de KMar die met een vergelijkbare score wel de rang van luitenant hadden gekregen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 23 maart 2006 behandeld. Tijdens de zitting heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad concludeerde dat appellant geen concrete bezwaren had tegen de functiebeschrijving of de aan de functie toegekende scores. De Raad oordeelde dat de gedaagde, de Staatssecretaris van Defensie, in redelijkheid de rang van adjudant-onderofficier had kunnen handhaven. De Raad bevestigde dat het beleid van de defensieorganisatie vereist dat de hoogste rang wordt toegekend wanneer de functiewaardering boven het midpoint ligt, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.
De Raad oordeelde dat de omstandigheden in dit geval, waaronder de noodzaak voor een evenwichtige opbouw van het personeelsbestand, een dergelijke afwijking rechtvaardigden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de kosten van de procedure te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van consistente functiewaardering en de toepassing van beleid binnen de defensieorganisatie.