ECLI:NL:CRVB:2006:AW1880
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. ’t Hooft
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek verhuiskostenvergoeding op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.L. Kuit, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 26 februari 2004 het verzoek om verhuiskostenvergoeding op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) had afgewezen. Appellant, die psychische klachten ondervindt en een Wajong-uitkering ontvangt, verzocht de gemeente Rotterdam om een financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten, omdat hij meende dat zijn woonsituatie, gekenmerkt door overlast en gehorigheid, hem belemmerde in het normale gebruik van zijn woning. De gemeente, vertegenwoordigd door mr. H.H. Nicolai, heeft het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, na advies van de Wvg-adviseur I. Bergshoeff, die concludeerde dat er geen relevante beperkingen waren die verband hielden met de woning.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 22 februari 2006 behandeld, waarbij appellant niet aanwezig was. De Raad heeft de feiten en omstandigheden die niet in geschil zijn, vastgesteld en is tot de conclusie gekomen dat de psychische klachten van appellant niet veroorzaakt worden door de woning. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat er geen bewijs was dat de bouwkundige of woontechnische kenmerken van de woning de beperkingen van appellant veroorzaakten. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De beslissing van de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2006 bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om verhuiskostenvergoeding af, omdat er geen relevant verband is aangetoond tussen de klachten van appellant en de kenmerken van de woning.