ECLI:NL:CRVB:2006:AW2078

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1081 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
  • J.E.M.J. Hetharie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WAO-uitkering op basis van geschiktheid voor maatgevende arbeid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank van Roermond, die op 6 januari 2004 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante, die als projectmanager/consultant werkzaam was, had zich op 6 maart 2001 ziek gemeld vanwege beperkingen aan het bewegingsapparaat. Na een hersteldmelding op 4 maart 2002 viel zij op 29 maart 2002 opnieuw uit. Het Uwv weigerde haar op 21 februari 2003 een WAO-uitkering toe te kennen, omdat zij geschikt werd geacht voor haar maatgevende arbeid, maar niet bij haar huidige werkgever vanwege een arbeidsconflict. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met haar rug- en nekklachten.

In hoger beroep heeft appellante een rapportage van reumatoloog H.A. Cats overgelegd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de eerdere besluiten van de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig waren genomen en dat de arbeidsongeschiktheidschatting op een deugdelijke medische grondslag berustte. De Raad bevestigde dat de geschiktheid voor maatgevende arbeid in beginsel de vooronderstelling rechtvaardigt dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid volgens de WAO, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die deze vooronderstelling aantasten. De Raad concludeerde dat in dit geval geen dergelijke omstandigheden aanwezig waren en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak werd gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van griffier J.E.M.J. Hetharie, op 14 april 2006. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellante.

Uitspraak

04/1081 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank van Roermond van 6 januari 2004, reg. nr. 03/897 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv),
Datum uitspraak: 14 april 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. Y. de Froe, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2006. Appellante is niet verschenen. Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A. Moor.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellante was werkzaam als projectmanager/consultant, toen zij zich op 6 maart 2001 ziek meldde als gevolg van beperkingen ten aanzien van het bewegingsapparaat. Na een hersteld melding op 4 maart 2002, is zij op 29 maart 2002 weer uitgevallen. In het kader van de einde wachttijdbeoordeling is appellante op 17 februari 2003 onderzocht door de verzekeringsarts J.F.M.M. van der Hart die tot de conclusie komt, dat appellante in staat is tot normaal functioneren en haar geschikt acht voor de maatgevende functie, echter gezien een arbeidsconflict niet bij de huidige werkgever. Bij besluit van
21 februari 2003 is aan appellante geweigerd na 27 maart 2003 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen.
Appellante heeft zich niet met deze beslissing kunnen verenigen en heeft onder andere aangevoerd dat bij de vaststelling van de Functionele Mogelijkheden Lijst onvoldoende rekening is gehouden met haar rug- en nekklachten. Bij besluit op bezwaar van 20 juni 2003, hierna: het bestreden besluit, is op basis van de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts
P. Tjen en bezwaararbeidsdeskundige P.M.J. Kursten de primaire beslissing heroverwogen en is het bezwaar ongegrond verklaard.
In beroep heeft appellante de bezwaren herhaald. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante een rapportage van de reumatoloog H.A. Cats overgelegd.
Naar het oordeel van de Raad hebben de (bezwaar)verzekeringsartsen een zorgvuldig onderzoek naar de klachten van appellante ingesteld en berust de arbeidsongeschiktheidschatting op een deugdelijke medische grondslag. De in hoger beroep overgelegde rapportage van reumatoloog Cats leidt de Raad niet tot een ander oordeel, aangezien daarin geen gegevens worden vermeld waarmee de betrokkenen verzekeringspartner geen rekening hebben kunnen houden. Gelet hierop kan de Raad de conclusie van de (bezwaar)verzekeringsartsen dat appellante in staat is tot normaal functioneren en geschikt is voor haar maatgevende arbeid niet voor onjuist te houden.
Naar vaste jurisprudentie van de Raad rechtvaardigt geschiktheid voor maatgevende arbeid in beginsel de vooronderstelling dat van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO geen sprake is. Dit is slechts anders indien dit werk niet meer voorhanden is en zich in het concrete geval bijzondere omstandigheden voordoen welke de juistheid van die vooronderstelling aantasten. Daarvan is naar het oordeel van de Raad in het onderhavige geval geen sprake. Nu bezwaararbeidsdeskundige Kursten onderzoek heeft gedaan heeft naar de maatgevende functie en geconcludeerd heeft dat de fysieke belasting in haar werk in verregaande mate vergelijkbaar is met de gebruikelijke belasting in ambulante functies van bedrijfsadviseurs, is hiermee onweersproken vastgesteld dat ten tijde hier in geding deze en soortgelijke functies in voldoende mate elders bestonden.
Op grond van het vorenstaande is de Raad van oordeel dat op goede gronden WAO-uitkering aan appellante is geweigerd. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.E.M.J. Hetharie als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 april 2006.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.