ECLI:NL:CRVB:2006:AW2323
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Weigering van WUBO-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van oorlogsgeweld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2006 uitspraak gedaan in het geding tussen eiseres, een vrouw geboren in 1945 in het voormalige Nederlands-Indië, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres had een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van gezondheidsklachten die zij toeschrijft aan haar oorlogservaringen. De aanvraag werd afgewezen omdat niet voldoende was aangetoond dat eiseres daadwerkelijk was getroffen door oorlogsgeweld, zoals vereist door de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO).
Eiseres had in haar aanvraag onder andere aangevoerd dat zij tijdens de Bersiap-periode getuige was van de moord op haar vader en oom door pemoeda's. De Raad heeft echter vastgesteld dat er geen directe persoonlijke betrokkenheid van eiseres bij deze gebeurtenissen kon worden aangetoond. De Raad heeft de beschikbare gegevens, waaronder informatie uit het NEFIS-archief, bekeken, maar kon niet concluderen dat eiseres aan oorlogsgeweld was blootgesteld zoals de Wet dat vereist.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat een verklaring van een betrokkene niet op zichzelf kan staan, maar moet worden ondersteund door aanvullende gegevens. In dit geval ontbraken die gegevens, en de verklaring van de broer van eiseres, die stelde dat zij beiden aanwezig waren bij de moord op de oom, werd niet als voldoende bewijs beschouwd, mede gezien hun zeer jonge leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen. De Raad heeft daarom het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten, zonder termen aanwezig te achten voor een proceskostenvergoeding.