ECLI:NL:CRVB:2006:AW2980
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- E. Aardema
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WUV-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van vervolging
In deze zaak heeft appellante, een weduwe, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij haar aanvraag voor een periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 werd afgewezen. De aanvraag was ingediend op basis van de stelling dat haar overleden echtgenoot, [betrokkene], krijgsgevangenschap en gedwongen tewerkstelling had ondergaan in het voormalige Nederlands-Indië, wat volgens de Wet zou kwalificeren als vervolging.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 april 2006 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 2 maart 2006 was appellante niet aanwezig, maar verweerster werd vertegenwoordigd door J.J.G.A. Theelen. De Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag van appellante eerder was afgewezen op 14 december 2004, omdat niet was aangetoond of voldoende aannemelijk gemaakt dat [betrokkene] vervolging in de zin van de Wet had ondergaan.
De Raad heeft de argumenten van appellante in beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het bestreden besluit van verweerster in stand kon blijven. De Raad oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van het besluit, aangezien [betrokkene] bij leven geen vervolging had ondergaan. De Raad heeft ook geen termen gezien om verweerster te veroordelen in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door C.G. Kasdorp als voorzitter, met G.L.M.J. Stevens en E. Aardema als leden, en J.P. Schieveen als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.