ECLI:NL:CRVB:2006:AW7190
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens behoud van hoedanigheid als werknemer
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 april 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een WW-uitkering had aangevraagd na het beëindigen van zijn functie als wetenschappelijk directeur van een besloten vennootschap. Appellant was sinds 1 april 1999 werkzaam als directeur en mede-eigenaar van de vennootschap, maar door het uitblijven van resultaten werd de financiering beëindigd en verviel zijn functie per 1 september 2004. Na het aanvragen van een WW-uitkering op 1 november 2004, weigerde het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) deze, omdat appellant niet als werknemer in de zin van de Werkloosheidswet (WW) kon worden beschouwd. Het Uwv stelde dat appellant zijn hoedanigheid van werknemer niet had behouden, aangezien hij op het moment van de aanvraag nog directeur-grootaandeelhouder was van zijn vennootschap.
De rechtbank Groningen verklaarde het beroep tegen de beslissing van het Uwv ongegrond, waarop appellant hoger beroep instelde. In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met informatie van het Uwv die zijn aanspraak op een uitkering zou ondersteunen. De Raad oordeelde echter dat er geen schriftelijke toezeggingen waren gedaan door het Uwv die verwachtingen bij appellant konden wekken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant in de periode tussen 1 september 2004 en 1 november 2004 als zelfstandig ondernemer had gefunctioneerd, wat zijn status als werknemer onder de WW beïnvloedde.
De Raad concludeerde dat appellant zijn werkzaamheden niet had beëindigd en dat hij derhalve niet in aanmerking kwam voor de WW-uitkering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad zag geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door B.J. van der Net, in tegenwoordigheid van griffier R.E. Lysen.