ECLI:NL:CRVB:2006:AX1619
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 voor tweede generatie slachtoffers
In deze zaak heeft appellante, geboren op 6 april 1946, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 14 juni 2005 is genomen. Dit besluit betreft de afwijzing van haar aanvraag om als tweede generatie-vervolgingsslachtoffer gelijkgesteld te worden met de vervolgde, op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De aanvraag werd afgewezen op grond van de wijziging van de Wet, die op 15 juli 1994 in werking trad en de mogelijkheid tot gelijkstelling voor personen van de na-oorlogse generatie uitsloot.
Tijdens de zitting op 23 maart 2006, waar appellante werd bijgestaan door een betrokkene, heeft verweerster zich laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke. De Raad overweegt dat de wetgever met de wetswijziging van 1994 uitdrukkelijk heeft beoogd de toegang tot de Wet voor de na-oorlogse generatie te sluiten. Dit betekent dat verweerster niet bevoegd is om verzoeken om gelijkstelling van deze generatie te honoreren, ongeacht de bijzondere omstandigheden die namens appellante zijn aangevoerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat er geen grond is voor vernietiging van het bestreden besluit, waardoor dit besluit in rechte standhoudt. De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht om proceskosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van griffier J.P. Schieveen, op 3 mei 2006.