ECLI:NL:CRVB:2006:AX9169
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Toekenning WAO-uitkering en beoordeling medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als ziekenverzorgende werkte, had zich op 9 december 1998 ziek gemeld met rugklachten. Het Uwv had haar een WAO-uitkering toegekend, berekend op een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Appellante was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat haar belastbaarheid onjuist was vastgesteld. Ze verzocht om uitstel van de behandeling van haar hoger beroep vanwege medische redenen, maar dit verzoek werd door de Raad afgewezen.
Tijdens de zitting op 2 mei 2006 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. H.A.G. Rasterhoff. De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de beoordeling van het Uwv te betwisten. De rechtbank had de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven, en de Raad bevestigde deze conclusie. Appellante had in hoger beroep aangegeven dat zij het niet eens was met de bevindingen van de artsen, maar de Raad vond geen aanknopingspunten in de medische gegevens die de beoordeling van het Uwv konden ondermijnen.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door C.W.J. Schoor, in aanwezigheid van griffier A.H. Hagendoorn-Huls, op 13 juni 2006.