ECLI:NL:CRVB:2006:AY0114

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/4563 WSF + 05/5672 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van studiefinanciering van uitwonende naar thuiswonende norm en tijdigheid wijziging woonadres

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de omzetting van de studiefinanciering van betrokkene van de norm voor een uitwonende studerende naar de norm voor een thuiswonende studerende. De zaak is ontstaan na een controle door de Informatie Beheer Groep (IB-Groep), die constateerde dat het door betrokkene opgegeven woonadres afweek van het adres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Betrokkene werd gewaarschuwd dat als zij deze discrepantie niet binnen vier weken zou oplossen, haar beurs zou worden omgezet. Uiteindelijk heeft de IB-Groep de beurs omgezet, wat leidde tot een bezwaar van betrokkene.

De rechtbank Groningen heeft het bezwaar van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de IB-Groep vernietigd, omdat zij oordeelde dat de omzetting in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De IB-Groep ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de omzettingsbesluiten een reparatoir karakter hebben en dat het buiten toepassing laten van de wetgeving wegens strijd met het EVRM niet aan de orde is. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene niet kon aantonen dat zij haar adreswijziging tijdig had doorgegeven.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het inleidende beroep van betrokkene alsnog ongegrond verklaard. Tevens is het nadere besluit van de IB-Groep vernietigd, omdat de grondslag hiervoor is komen te vervallen. De Raad heeft geen termen gezien voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

05/4563 WSF + 05/5672 WSF
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 5 juli 2005, kenmerk 04/1171 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], destijds wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene),
en
appellante
Datum uitspraak: 30 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij haar beroepschrift heeft appellante een nader besluit, gedateerd 21 juli 2005, meegezonden. Bij dit besluit is uitvoering gegeven aan de aangevallen uitspraak. Appellante heeft de Raad verzocht dit nadere besluit eveneens te vernietigen, indien de aangevallen uitspraak wordt vernietigd en het inleidende beroep van betrokkene alsnog ongegrond wordt verklaard.
De moeder van betrokkene, mevrouw [naam moeder], heeft namens betrokkene een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2006. Appellante was vertegenwoordigd door mr. M. van der Toorn. Van betrokkene en haar moeder is een bericht van verhindering ontvangen.
II. OVERWEGINGEN
Bij schrijven van 10 september 2004 heeft appellante aan betrokkene meegedeeld dat bij controle is gebleken dat het woonadres dat zij aan de IB-Groep heeft doorgegeven ([adres 1], [woonplaats]) afwijkt van het adres waarop zij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) staat ingeschreven ([adres 2], [plaatsnaam]). Betrokkene is in die brief gewaarschuwd dat indien zij de afwijking tussen beide adressen niet binnen vier weken ongedaan maakt, de haar toegekende beurs naar de norm voor een uitwonende studerende met ingang van augustus 2004 wordt omgezet in een beurs naar de norm voor een thuiswonende studerende.
Vervolgens heeft appellante bij besluit van 12 november 2004 de aan betrokkene toegekende studiefinanciering met ingang van augustus 2004 omgezet in een beurs naar de norm voor een thuiswonende studerende.
Tegen dit besluit heeft betrokkene bezwaar gemaakt bij bezwaarschrift van 23 november 2004. Zij heeft daarbij aangevoerd dat zij de wijziging van haar woonadres wel degelijk binnen vier weken heeft doorgegeven, namelijk bij schrijven van
21 september 2004.
Bij besluit van 8 december 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft appellante het bezwaar ongegrond verklaard, omdat betrokkene de discrepantie tussen het opgegeven woonadres en het GBA-adres niet binnen vier weken, doch eerst in haar bezwaarschrift heeft opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft daartoe - kort samengevat - overwogen dat artikel 1.5, tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) wegens strijd met artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) buiten toepassing dient te blijven.
Appellante keert zich terecht tegen dit oordeel van de rechtbank.
Zoals de Raad inmiddels in tal van hoger beroepen tegen uitspraken van de rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden als zijn oordeel te kennen heeft gegeven (bijvoorbeeld CRvB 02-12-2005, 05/2811, LJN: AU7521) hebben omzettingsbesluiten als bedoeld in artikel 1.5, tweede lid van de Wsf 2000 een zuiver reparatoir karakter, zodat buiten toepassing laten van dit wettelijk voorschrift wegens strijd met artikel 6 EVRM niet aan de orde is.
Dit brengt mee dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en dat alsnog een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit moet worden gegeven.
Betrokkene heeft aangevoerd dat zij zich in september 2004 in de GBA Veendam heeft laten inschrijven en dat zij haar juiste woonadres ([adres 3] te [woonplaats]) bij schrijven van 21 september 2004, derhalve binnen de gestelde termijn van vier weken, heeft doorgegeven.
Appellante heeft de ontvangst van de brief van 21 september 2004 betwist. Betrokkene kan niet aantonen dat zij die brief inderdaad heeft verzonden. Onder deze omstandigheden kan niet als vaststaand worden aangenomen dat betrokkene de discrepantie tussen het GBA-adres en het opgegeven woonadres binnen vier weken heeft opgegeven.
Hieruit volgt dat het inleidende beroep alsnog ongegrond moet worden verklaard.
Door de vernietiging van de aangevallen uitspraak ontvalt de grondslag aan het ter uitvoering van die uitspraak gegeven nadere besluit van 21 juli 2005. Daarom dient dat besluit te worden vernietigd.
Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Vernietigt het nadere besluit van 21 juli 2005;
Verklaart het inleidende beroep alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.E. Nijdam als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) N.E. Nijdam.