ECLI:NL:CRVB:2006:AY5432

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/7126 WW, 05/560 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • T. Hoogenboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrondverklaring hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2006 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de ongegrondverklaring van zijn hoger beroep. Appellant had eerder beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin hij zijn gronden uiteenzette. Hij stelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet volledig en zorgvuldig informatie had verstrekt. In zijn verzet voerde hij aan dat er documenten waren die zijn standpunt konden onderbouwen, waaronder een verklaring van een B.V. en een uitzendovereenkomst. De Raad constateerde echter dat de overgelegde documenten al deel uitmaakten van de gedingstukken en dat de argumenten van appellant niet konden leiden tot een andere uitkomst. De Raad oordeelde dat de gronden die appellant had aangevoerd evident niet konden leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak. Het verzet werd dan ook ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door T. Hoogenboom, in aanwezigheid van griffier L. Karssenberg, en vond plaats in het openbaar.

Uitspraak

04/7126 WW
05/560 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 10 november 2004, 03/1704 en 03/2436 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 juli 2006.
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van
23 november 2005 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak kennelijk ongegrond verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 23 november 2005 heeft appellant verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2006. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J.E. de Jong, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 23 november 2005 berust hierop, dat de gronden die appellant in zijn brief van 9 maart 2005 tegen de aangevallen uitspraak heeft aangevoerd evident niet kunnen leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Met zijn brief van 9 maart 2005 heeft appellant beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak waarbij hij het volgende naar voren heeft gebracht:
"Op een letterkundig eigendom van: Rechtbank Breda sector Bestuursrecht, is d.m.v. registratie het e.e.a. vastgesteld.
Indien iemand, op een onjuiste veronderstelling informatie verkrijgt, middels een ambtelijke mededeling op schrift;…
Kan deze informatie t.b.v. een herbeoordeling worden aangeboden?"
In verzet heeft appellant het volgende naar voren gebracht:
"Uit feiten en omstandigheden blijkt dat, het Uwv alsmede, [naam B.V.], U als college niet in volledigheid noch in zorgvuldigheid U, van informatie, in correctheid te hebben verstrekd.
Als zijnde belanghebbende wil ik u als college een drie-tal copieën doen toekomen.
De informatie betreft: een document van [naam B.V.], waarin deze het e.e.a. verklaard.
Daarnaast bestaat de overige informatie uit een uitzendovereenkomst en een urenstaat."
De Raad stelt vast dat de bij het verzetschrift overgelegde documenten zich reeds onder de gedingstukken bevonden.
Voorts overweegt de Raad dat hetgeen appellant in het verzetschrift onder verwijzing naar die gedingstukken heeft geschreven niet kan leiden tot aantasting van de hier aan de orde zijnde kennelijke ongegrondverklaring van het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak. Ook hetgeen hij ter zitting heeft aangevoerd kan daartoe niet leiden, nu appellant desgevraagd zich ertoe beperkt heeft te verklaren dat in het hoger beroepschrift voldoende informatie naar voren is gekomen.
Het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom. De beslissing is, in tegenwoordigheid van L. Karssenberg als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2006.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) L. Karssenberg.