ECLI:NL:CRVB:2006:AY6607
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Weigering erkenning als burgeroorlogsgetroffene op basis van gebrek aan blijvende invaliditeit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2006 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant, geboren in 1935 in het voormalige Nederlands-Indië, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellant had in maart 2005 een aanvraag ingediend om erkend te worden als burgeroorlogsslachtoffer, met het verzoek om in aanmerking te komen voor een periodieke uitkering. Hij baseerde zijn aanvraag op gezondheidsklachten die hij toeschreef aan zijn oorlogservaringen. De verweerster heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat appellant geen psychisch of lichamelijk letsel had opgelopen dat leidde tot blijvende invaliditeit volgens de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffer 1940-1945.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant weliswaar was getroffen door oorlogsgeweld, maar dat er geen bewijs was van blijvende invaliditeit. In beroep heeft appellant de afwijzing betwist en de kwaliteit van het onderzoek door de geneeskundig adviseur in twijfel getrokken. De Raad oordeelde dat de in beroep ingediende nieuwe informatie, die na het bestreden besluit was ontvangen, niet kon worden meegenomen in de beoordeling. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in rechte kon standhouden en dat er geen termen waren voor proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor blijvende invaliditeit en de rol van medische adviezen in de beoordeling van aanvragen op basis van de Wet. De Raad heeft de argumenten van appellant niet overtuigend geacht en heeft de afwijzing van de aanvraag door de verweerster bevestigd. De uitspraak werd gedaan door G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van griffier J.P. Schieveen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.