ECLI:NL:CRVB:2006:AY6615
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek om uitbreiding van huishoudelijke hulp voor oorlogsgetroffene
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2006 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellante, erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellante had een verzoek ingediend om uitbreiding van de toegekende huishoudelijke hulp, die oorspronkelijk was vastgesteld op tweemaal per week een halve dag. De aanvraag voor uitbreiding tot 12 uur per week werd afgewezen door verweerster, die stelde dat de hulp niet medisch noodzakelijk was. Appellante was van mening dat haar leeftijd en de niet-causale klachten ook meegewogen moesten worden in de beoordeling van de noodzaak voor meer hulp.
Tijdens de zitting op 22 september 2005 werd het onderzoek heropend omdat de Raad vond dat niet alle relevante informatie was ingebracht. De Raad heeft de medische gegevens van de geneeskundig adviseurs beoordeeld en geconcludeerd dat er geen bewijs was dat het medisch oordeel van verweerster onjuist was. De Raad oordeelde dat de beperkingen van appellante niet zodanig waren dat zij meer huishoudelijke hulp nodig had dan eerder was toegekend. De Raad heeft ook geen termen gezien om proceskosten te vergoeden.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarmee het besluit van verweerster in stand bleef. De uitspraak benadrukt het belang van medische noodzaak en de beoordeling van beperkingen in relatie tot de toekenning van voorzieningen voor huishoudelijke hulp.