ECLI:NL:CRVB:2006:AY6683

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/2175 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.J.H. Doornewaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die op 18 maart 2004 zijn beroep tegen de weigering van een WAO-uitkering ongegrond verklaarde. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 5 december 2002 besloten om appellant geen uitkering toe te kennen, omdat zijn arbeidsongeschiktheid na de wachttijd van 52 weken minder dan 15% bedroeg. Dit besluit werd in een later stadium, op 17 juni 2003, door het Uwv bevestigd in het bestreden besluit, waartegen appellant in beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 7 juli 2006 behandeld, waarbij appellant niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door mr. I.M. de Groot. De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van appellant zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts M. Strik heeft appellant zelf onderzocht en informatie ingewonnen bij de behandelend orthopedisch chirurg prof. dr. P.M. Rozing en de huisarts. De bevindingen van deze artsen gaven geen aanleiding tot het vaststellen van afwijkingen bij appellant.

De Raad concludeert dat er geen tekortkomingen zijn in het medisch onderzoek en dat de schatting van de arbeidsongeschiktheid op goede gronden berust. Er zijn geen arbeidskundige grieven ingediend en de Raad heeft geen gebreken geconstateerd in de arbeidskundige beoordeling. Daarom bevestigt de Raad de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep van appellant geen doel treft. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, en openbaar uitgesproken op 18 augustus 2006.

Uitspraak

04/2175 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 18 maart 2004, 03/420 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 7 juli 2006. Appellant is niet verschenen, het Uwv was vertegenwoordigd door mr. I.M. de Groot.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 5 december 2002 heeft het Uwv appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheids- verzekering (WAO) geweigerd onder de overweging dat de mate van arbeidsongeschiktheid in aansluiting op de wachttijd van 52 weken per 10 december 2002, minder dan 15% bedroeg.
Bij besluit van 17 juni 2003 (het bestreden besluit) is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 december 2002 ongegrond verklaard.
Het door appellant ingestelde beroep tegen het bestreden besluit is bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
De Raad ziet zich gesteld voor de vraag of het bestreden besluit in rechte kan worden gehandhaafd.
De Raad beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe dat het Uwv het onderzoek naar de beperkingen van appellant zorgvuldig heeft verricht. De verzekeringsarts M. Strik heeft appellant zelf onderzocht en informatie opgevraagd bij de appellant behandelend orthopedisch chirurg prof. dr. P.M. Rozing en de huisarts. Rozing heeft geen afwijkingen bij appellant kunnen vaststellen. Mede aan de hand van die informatie heeft Strik een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld, waarin de belastbaarheid van appellant is weergegeven. Hoewel er geen objectiveerbare beperkingen zijn, heeft Strik appellant enigermate verminderd belastbaar geacht voor met name duwen of trekken, zware lasten hanteren en klimmen.
De bezwaarverzekeringsarts S. van Dam-Horowitz heeft appellant op de hoorzitting gezien alsook gesproken en hem aansluitend ook zelf onderzocht, waarmee de bezwaren van appellant tegen Strik zijn ondervangen. Tevens heeft zij de (medische) stukken in het dossier bestudeerd. Zij heeft, nu uit de rapportages van de behandelend sector (waarvan onder andere internist dr. D. ter Winkel, de orthopedisch chirurgen M.P. Teeuwen, R.L. te Slaa en Rozing, reumatoloog
P.B.J. de Sonnaville, psycholoog G. Bogaard en de huisarts) niet blijkt van objectiveerbare beperkingen, geen aanleiding gezien de FML aan te passen.
Nu het medisch onderzoek naar de beperkingen van appellant geen tekortkomingen heeft en ook anderszins geen twijfel bestaat aan de juistheid van de vaststelling van de beperkingen, ziet de Raad geen aanleiding het verzoek van appellant een medisch deskundige te benoemen in te willigen.
Er zijn geen arbeidskundige grieven ingediend en de Raad heeft in de arbeidskundige kant van de zaak geen gebreken geconstateerd, zodat de schatting op goede gronden berust en het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat het hoger beroep geen doel treft en daaruit komt voort dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2006.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) A.C. W. Ris-van Huussen.