ECLI:NL:CRVB:2006:AY6683
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Weigering WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die op 18 maart 2004 zijn beroep tegen de weigering van een WAO-uitkering ongegrond verklaarde. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 5 december 2002 besloten om appellant geen uitkering toe te kennen, omdat zijn arbeidsongeschiktheid na de wachttijd van 52 weken minder dan 15% bedroeg. Dit besluit werd in een later stadium, op 17 juni 2003, door het Uwv bevestigd in het bestreden besluit, waartegen appellant in beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 7 juli 2006 behandeld, waarbij appellant niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door mr. I.M. de Groot. De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van appellant zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts M. Strik heeft appellant zelf onderzocht en informatie ingewonnen bij de behandelend orthopedisch chirurg prof. dr. P.M. Rozing en de huisarts. De bevindingen van deze artsen gaven geen aanleiding tot het vaststellen van afwijkingen bij appellant.
De Raad concludeert dat er geen tekortkomingen zijn in het medisch onderzoek en dat de schatting van de arbeidsongeschiktheid op goede gronden berust. Er zijn geen arbeidskundige grieven ingediend en de Raad heeft geen gebreken geconstateerd in de arbeidskundige beoordeling. Daarom bevestigt de Raad de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep van appellant geen doel treft. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, en openbaar uitgesproken op 18 augustus 2006.