ECLI:NL:CRVB:2006:AY6858
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering en vergoeding van kosten in bezwaar door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 6 september 2005, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had in een besluit van 1 april 2005 de bezwaren van appellante tegen een eerdere weigering van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) gegrond verklaard, maar had tevens de vergoeding van kosten in bezwaar afgewezen. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.J.M. de Leest, stelde dat het Uwv ten onrechte de vergoeding van kosten voor het indienen van een bezwaarschrift had afgewezen, omdat zij meende dat het indienen van een aanvullend bezwaarschrift recht gaf op vergoeding.
Tijdens de zitting op 28 juni 2006 heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak behandeld. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. A.E.M. Kuppens. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat appellante geen aanspraak kon maken op vergoeding van kosten, omdat het indienen van een aanvullend bezwaarschrift niet onder de vergoedingsmogelijkheden valt zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad concludeerde dat de overwegingen van de rechtbank juist waren en dat het hoger beroep van appellante niet tot een ander oordeel kon leiden. De uitspraak werd gedaan door H. Bolt, in tegenwoordigheid van griffier P. Boer, op 9 augustus 2006. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb.