ECLI:NL:CRVB:2006:AY8541

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/5859 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • M.I. ’t Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2006 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 14 maart 2006. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 8 augustus 2005, maar zijn beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat hij de termijn van zes weken voor het indienen van het beroepschrift had overschreden. Appellant voerde in zijn verzet aan dat hij zich had vergist in de einddatum, maar de Raad oordeelde dat deze argumentatie geen grond bood voor het verschoonbaar achten van de termijnoverschrijding. Tijdens de zitting op 19 juli 2006 was appellant aanwezig, terwijl het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem niet verscheen. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellant in het verzet in wezen een herhaling waren van zijn eerdere stellingen en dat er geen nieuwe aanknopingspunten waren die konden leiden tot een ander oordeel. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M.I. ’t Hooft, in tegenwoordigheid van griffier B.M. Biever-van Leeuwen.

Uitspraak

05/5859 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 8 augustus 2005, 05/260 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, (hierna: College)
Datum uitspraak: 9 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 14 maart 2006 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de uitspraak van de Raad van 14 maart 2006 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 19 juli 2006, waar appellant is verschenen en het College - met voorafgaand bericht - niet is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 14 maart 2006 berust hierop, dat bij het instellen van het hoger beroep de termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift niet in acht is genomen en dat hetgeen ter excusering daarvan is aangevoerd - er op neerkomend dat appellant zich in de juiste einddatum heeft vergist - geen aanknopingspunten biedt om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
De Raad ziet geen aanleiding voor een ander oordeel dan in zijn genoemde uitspraak. Hetgeen appellant in verzet aanvoert
- in essentie een herhaling van zijn eerdere stellingen - bevat geen aanknopingspunten welke kunnen leiden tot de conclusie dat appellant de gevolgen van zijn door eigen (processueel) handelen ontstane verzuim niet kan worden tegengeworpen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.I. ’t Hooft. De beslissing is, in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2006.
(get.) M.I. ’t Hooft.
(get.) B.M. Biever-van Leeuwen.