ECLI:NL:CRVB:2006:AY9485
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.E.M.J. Hetharie
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over de WAO-uitkering en geschiktheid voor functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 23 augustus 2004, waarin de rechtbank oordeelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de WAO-uitkering van appellant terecht heeft vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 september 2006 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door mr. B.R. Angad Gaur, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn psychische klachten zijn onderschat en dat het Uwv niet adequaat heeft gereageerd op zijn verzoek tot uitstel van de hoorzitting. Het Uwv heeft gereageerd op de ingediende medische rapporten en heeft de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid van appellant verdedigd.
De Raad heeft overwogen dat appellant had moeten informeren naar de status van zijn uitstelverzoek, aangezien hij voldoende gelegenheid had om dit te doen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen en heeft de medische informatie van de psychiater niet relevant geacht voor de datum in geding. De Raad heeft geconcludeerd dat de aan appellant voorgehouden functies medisch geschikt zijn en dat het risico van de gekozen wijze van verzending van het uitstelverzoek voor rekening van appellant blijft. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de Raad heeft geoordeeld dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.