ECLI:NL:CRVB:2006:AY9934
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- T. Hoogenboom
- H. Bolt
- Rechtspraak.nl
Korting op WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitaties
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin werd geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht een korting van 20% op de WW-uitkering van appellant heeft opgelegd. Deze korting werd opgelegd omdat appellant in de periode van 26 juli 2004 tot en met 22 augustus 2004 in onvoldoende mate had gesolliciteerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 11 oktober 2006 behandeld.
Appellant ontving sinds 1 januari 2004 een WW-uitkering en had aan het Uwv meegedeeld dat hij van 9 augustus tot en met 31 augustus 2004 op vakantie zou zijn. Tijdens zijn vakantie had hij echter slechts één sollicitatie verricht, terwijl hij er ten minste twee had moeten doen. Het Uwv besloot op 28 september 2004 om de WW-uitkering van appellant met ingang van 23 augustus 2004 te korten, wat appellant niet kon aanvechten.
De rechtbank oordeelde dat appellant zijn sollicitatieplicht niet was nagekomen, omdat hij in de weken dat hij niet op vakantie was, onvoldoende had gesolliciteerd. Appellant stelde dat hij met het Uwv had afgesproken dat hij tijdens zijn vakantie niet hoefde te solliciteren, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld door de korting op de uitkering op te leggen. De Raad zag geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden, aangezien het hoger beroep niet kon slagen.