ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsverplichtingen en medische geschiktheid in het kader van de Algemene bijstandswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal haar arbeidsverplichtingen heeft opgelegd. Appellante, die zich beroept op medische beperkingen, stelt dat zij volledig arbeidsongeschikt is. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het besluit van het College van 13 juli 2004, waarin appellante arbeidsgeschikt werd geacht voor tien uur per week. Dit besluit werd later door het College bevestigd in een besluit van 25 januari 2005, waartegen appellante in beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat het College zich bij zijn besluitvorming heeft gebaseerd op een medisch advies van de GGD-arts S. Rutgers, dat de geschiktheid van appellante voor arbeid bevestigde. De Raad oordeelt dat het College op goede gronden heeft besloten om appellante niet te ontheffen van haar arbeidsverplichtingen. De Raad benadrukt dat medische beperkingen op zichzelf niet automatisch leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid, maar dat het van belang is of er met inachtneming van die beperkingen nog enige arbeid mogelijk is.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante verworpen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten, in tegenwoordigheid van griffier S.W.H. Peeters, op 24 oktober 2006.