ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1923

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/372 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.I. 't Hooft
  • R.L. Rijnen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aangevraagde woonvoorziening onder de Wet Voorzieningen Gehandicapten

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2006, gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had op 22 december 2004 het beroep ongegrond verklaard tegen het besluit van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) van 16 april 2004, waarin de aanvraag voor een woonvoorziening werd afgewezen. De appellante had een financiële tegemoetkoming aangevraagd voor de aanschaf van een ligbad en aanpassingen aan haar schuur, onder de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG). De rechtbank oordeelde dat het ligbad niet noodzakelijk was voor het opheffen van lichamelijke beperkingen, maar enkel voor ontspanning, en dat dit om therapeutische redenen gewenst was. Dit viel echter niet onder de reikwijdte van de WVG. Evenzo werd de aanpassing van de schuur afgewezen, omdat deze gelijkgesteld werd aan een uitraaskamer waarvoor al een tegemoetkoming was verleend. De rechtbank concludeerde dat de ISD op goede gronden had besloten om de gevraagde voorzieningen te weigeren.

De Centrale Raad van Beroep onderschreef de overwegingen van de rechtbank en het bestreden besluit, en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij de appellante niet ter zitting was verschenen, terwijl de ISD vertegenwoordigd was door een gemachtigde. De uitspraak werd gedaan door M.I. 't Hooft, lid van de enkelvoudige kamer, met R.L. Rijnen als griffier. De uitspraak werd vastgelegd in een proces-verbaal op 11 oktober 2006.

Uitspraak

P R O C E S - V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak op 11 oktober 2006
CENTRALE RAAD VAN BEROEP
enkelvoudige kamer
Zitting heeft: M.I. ’t Hooft, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: R.L. Rijnen
1e Zaak, reg.nr: 05/372, inzake:
[appellante], appellante in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 22 december 2004, 04/2314 (hierna: aangevallen uitspraak),
en
het dagelijks bestuur van Intergemeentelijke sociale dienst De Rijnstreek, gevestigd te Lijmuiden (hierna: ISD)
__________________________________________________________________________________
Appellante is ter zitting niet verschenen. ISD is verschenen bij gemachtigde
mr. W.S. Schouten.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van ISD van 16 april 2004 (hierna: bestreden besluit), inhoudende de afwijzing van de door appellante aangevraagde woonvoorziening in het kader van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) in de vorm van een financiële tegemoetkoming voor een bad en aanpassing van de schuur, ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe onder meer het volgende overwogen (waarbij ISD is aangeduid als verweerder):
“ Ten aanzien van het beoogde aanbrengen van een ligbad moet worden vastgesteld dat dit niet dient ter opheffing van lichamelijke beperkingen. Het bad is bedoeld voor ontspanning en is daarom uit therapeutisch oogpunt gewenst. Dat valt echter, gezien de vaste rechtspraak, niet onder het bereik van de WVG. Ten aanzien van het aanpassen van de schuur geldt hetzelfde. In feite is de beoogde functie gelijk aan die van een uitraaskamer. Voor de inrichting daarvan is door verweerder een tegemoetkoming gegeven. Een tweede soortgelijke voorziening, ook al is die therapeutisch wenselijk, komt dan niet voor vergoeding in aanmerking. Verweerder heeft op goede gronden besloten de gevraagde voorzieningen op grond van de WVG te weigeren”.
De Raad onderschrijft de overwegingen in de aangevallen uitspraak en in het bestreden besluit en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De Raad beslist daarom als volgt:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
__________________________________________________________________________________
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 11 oktober 2006
De plv. griffier. Het lid van de enkelvoudige kamer.
R.L. Rijnen M.I. ’t Hooft
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de Centrale Raad van Beroep.