ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2934
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst - Hagen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit IB-Groep inzake studiefinanciering en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 maart 2005, waarin het beroep van appellant gegrond werd verklaard. De rechtbank had het bestreden besluit van de IB-Groep van 26 maart 2004 vernietigd en bepaald dat de IB-Groep aan appellant het door hem betaalde griffierecht moest vergoeden, evenals een bedrag van € 644,-- voor de kosten van rechtsbijstand. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de IB-Groep van 18 juli 2005, dat een vergoeding van € 322,-- voor proceskosten toekende. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 november 2006 uitspraak gedaan. De Raad overweegt dat de IB-Groep, ondanks het ontbreken van een expliciete opdracht van de rechtbank om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, wel degelijk verplicht was om dit te doen. De Raad oordeelt dat de IB-Groep onrechtmatig heeft gehandeld door de primaire besluiten na september 2003 te handhaven, terwijl appellant recht had op studiefinanciering. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze is aangevochten en verklaart het beroep tegen het besluit van 18 juli 2005 ongegrond. De Raad wijst erop dat de rechtbank niet heeft bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, en dat er geen wettelijke grondslag is voor de stelling van appellant dat de IB-Groep niet van hem kan verlangen dat hij opnieuw om vergoeding van kosten vraagt. De Raad concludeert dat het besluit van 18 juli 2005 niet voor vernietiging in aanmerking komt.