ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3926
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en WAO-schatting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 30 augustus 2004, waarin de rechtbank het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bevestigd. Het Uwv had op 11 maart 2003 geweigerd om aan appellante een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, omdat zij op de datum van 25 maart 2003 minder dan 15% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 29 augustus 2003. De rechtbank heeft in de medische gegevens voldoende aanknopingspunten gevonden om het besluit van het Uwv te bevestigen.
Appellante is van mening dat haar klachten van fibromyalgie, die leiden tot chronische vermoeidheid en concentratieproblemen, onvoldoende zijn gewaardeerd. Zij heeft verzocht om een nieuw medisch onderzoek, omdat zij vindt dat de aard en omvang van haar klachten niet goed zijn ingeschat. De bezwaarverzekeringsarts D. Ubbink heeft appellante gezien en geconcludeerd dat er geen nieuwe medische feiten zijn die niet al door de primaire verzekeringsarts zijn meegewogen. De Raad heeft geoordeeld dat de medische beperkingen van appellante niet zijn onderschat en dat de functies die aan haar zijn voorgehouden medisch geschikt zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos en uitgesproken in het openbaar op 24 november 2006.