ECLI:NL:CRVB:2006:BA0783
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- Rechtspraak.nl
Onterecht afwijzen van WW-uitkering aanvraag door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had in eerste instantie een arbeidsongeschiktheidsuitkering gekregen, maar verzocht later om een WW-uitkering. De aanvraag werd door het Uwv afgewezen omdat appellant niet beschikbaar zou zijn voor werk. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een tweede aanvraag ingediend, maar het Uwv weigerde deze aanvraag te behandelen, verwijzend naar eerdere besluiten. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar appellant ging in hoger beroep.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het Uwv ten onrechte de tweede aanvraag niet als een nieuwe aanvraag heeft opgevat. De Raad oordeelde dat de tweede aanvraag, ingediend op 21 augustus 2003, ook betrekking had op die datum en niet alleen op de eerdere aanvraag. De Raad concludeerde dat het Uwv had moeten beslissen op deze tweede aanvraag en dat het bestreden besluit vernietigd moest worden. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 1.932,-- werden begroot.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het Uwv en de noodzaak om aanvragen op de juiste wijze te behandelen, vooral wanneer er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De Raad heeft bepaald dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de uitspraak.