ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7917

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/4858 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.J. van der Net
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de herziening van de WAO-uitkering en de berekening van het dagloon

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 3 juli 2006, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had bij besluit van 1 juni 2005 de WAO-uitkering van appellant herzien, waarbij het een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% vaststelde en het dagloon berekende op € 76,01. Appellant was het niet eens met de hoogte van het dagloon en heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door het Uwv ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 januari 2007, waarbij appellant in persoon verscheen en het Uwv vertegenwoordigd werd door M.J.H. Maas. De Raad heeft vastgesteld dat het geschil beoordeeld moet worden aan de hand van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de relevante bepalingen. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld en dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten die tot een ander oordeel kunnen leiden.

De Raad wijst erop dat appellant ten onrechte veronderstelt dat het Uwv bij de berekening van de uitkering uit moet gaan van een hoger dagloon dan het door het Uwv vastgestelde bedrag. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door B.J. van der Net, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, op 25 januari 2007.

Uitspraak

06/4858 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 3 juli 2006, 05/2822 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 25 januari 2007.
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld aangevuld bij schrijven van 29 augustus 2006 (met bijlagen) en 19 december 2006 (met bijlagen).
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 4 januari 2007 waar appellant in persoon is verschenen, terwijl het Uwv zich heeft doen vertegenwoordigen door M.J.H. Maas, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de daarop rustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
Bij besluit van 12 december 1996 heeft de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging, voorganger van het Uwv, appellant met ingang van 18 november 1995 een uitkering in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend. Bij dit besluit is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 80 tot 100% en het dagloon op f 135,31 (vervolgdagloon f 115,78). Na gemaakt bezwaar is het dagloon uiteindelijk bij besluit van 24 oktober 1997 verhoogd tot f 182,71 (vervolgdagloon f 130,31/€ 58,99).
Bij besluit van 29 juli 1997 is de WAO-uitkering van appellant met ingang van 27 mei 1997 herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
Bij besluit van 1 juni 2005 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant met ingang 20 mei 2005 herzien en berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, waarbij het Uwv is uitgegaan van een rekendagloon van € 76,01, zijnde het geïndexeerde vervolgdagloon dat bij besluit van 24 oktober 1997 is vastgesteld op € 58,99. Het Uwv heeft het ingestelde bezwaar, dat uitsluitend ziet op de hoogte van het dagloon, bij besluit van 9 augustus 2005 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 9 augustus 2005 bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank het volgende overwogen, waarbij appellant is aangeduid als eiser en het Uwv als verweerder:
"Bij toekenningsbesluit van 24 oktober 1997 heeft verweerder eiser met ingang van 18 november 1995 een WAO-uitkering toegekend, gebaseerd op een (vervolg)dagloon van € 58,99 (f 130,01). Dit besluit staat in rechte vast. Bij het bestreden besluit is dit dagloon geïndexeerd naar de datum in geding,
20 mei 2005. Verweerder heeft deze berekening nader toegelicht in het verweerschrift van 14 december 2005 en de brief van 8 februari 2006. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten deze berekening van verweerder voor onjuist te houden. Voorts heeft eiser geen gegevens overgelegd op grond waarvan tot een ander oordeel moet worden gekomen.".
De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en maakt de daartoe gebezigde overwegingen tot de zijne. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat vergeleken met de grieven in eerste aanleg geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. Ter voorlichting van appellant merkt de Raad op dat appellant ten onrechte in de veronderstelling verkeert dat het Uwv bij de berekening van de uitkering dient uit te gaan van een dagloon van € 106,82, zijnde het naar 20 mei 2005 geïndexeerde dagloon dat bij besluit van 24 oktober 1997 is vastgesteld op f 182,71.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2007.
(get). B.J. van der Net
(get). R.E. Lysen
BKH 26107