ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8762
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 februari 2007 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.H. Steenbergen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 1 mei 2006. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv op zorgvuldige wijze had vastgesteld dat appellant op de datum in geding, 15 maart 2002, niet arbeidsongeschikt was in de zin van de WAO. Appellant betwistte deze conclusie en voerde aan dat er onvoldoende medisch onderzoek was verricht door het Uwv, met name naar zijn psychische klachten.
De Raad heeft in eerdere uitspraken, waaronder die van 29 april 2005, bepaald dat er een nieuw besluit op bezwaar moest worden genomen, waarbij rekening moest worden gehouden met de medische gegevens van appellant. In de huidige uitspraak bevestigt de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De Raad concludeert dat er geen bewijs is dat appellant op de datum in geding arbeidsongeschikt was. De Raad wijst erop dat de huisarts van appellant op de datum in geding geen kennis had van psychische klachten en dat er geen relevante medische gegevens zijn overgelegd die de stelling van appellant ondersteunen.
De Raad benadrukt dat het niet noodzakelijk is dat een extern medisch specialist wordt ingeschakeld voor het onderzoek, zolang de huisarts voldoende informatie kan verstrekken. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant faalt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten, aangezien de Raad geen onrechtmatigheid in de procedure heeft vastgesteld.