ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8825
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J. Riphagen
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Toekenning van gedeeltelijke WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het Uwv gegrond verklaarde. Appellant, geboren op 30 december 1955, heeft een arbeidsongeschiktheidsuitkering aangevraagd na een periode van ziekte en arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van appellant op 28 juli 2002 ligt, en heeft het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen, omdat de toelichting op de belastbaarheid van appellant ontbrak. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij eerder arbeidsongeschikt was door psychische klachten, maar de Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vóór 28 juli 2002 arbeidsongeschikt was. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond. De Raad oordeelt dat de door het Uwv vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65% terecht is vastgesteld, en dat de functies die aan appellant zijn toegewezen passend zijn. De uitspraak is gedaan op 9 februari 2007.