ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8971

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/6336 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering en bevestiging van eerdere uitspraak door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had op 19 september 2004 (lees: oktober) geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht had geweigerd om appellant per 30 juni 2002 een WAO-uitkering toe te kennen. Appellant, vertegenwoordigd door J.M.A.J. van Leest, heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij zijn eerdere argumenten herhaalde zonder nieuwe relevante gezichtspunten aan te dragen. Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. A.E.G. de Jong, heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 26 januari 2007 zijn beide partijen gehoord.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en geconcludeerd dat de grieven van appellant afdoende zijn besproken en gemotiveerd. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe argumenten zijn gepresenteerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. Daarom heeft de Raad het hoger beroep verworpen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door J. Janssen, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

04/6336 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 19 september (lees: oktober) 2004, 03/950 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 maart 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft J.M.A.J. van Leest, werkzaam bij Meerle b.v.b.a. te Meerle (België), hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2007. Voor appellant is J.M.A.J. van Leest en voor het Uwv mr. A.E.G. de Jong verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De rechtbank is op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellant per 30 juni 2002 uitkering wegens arbeidsongeschiktheid toe te kennen.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen door hem reeds in beroep is aangevoerd. Nieuwe relevante gezichtspunten zijn in hoger beroep niet naar voren gebracht.
Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de grieven van appellant afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die grieven niet kunnen slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig. De Raad voegt hieraan toe dat hij zich eveneens volledig kan vinden in hetgeen het Uwv in het verweerschrift in hoger beroep aangaande appellants grieven heeft gesteld.
Gezien het voorgaande treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak komt mitsdien voor bevestiging in aanmerking.
Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.H.A. Uri.