ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Privaatrechtelijke dienstbetrekking en verzekeringsplicht in het bestuursrecht
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2007, staat de vraag centraal of er sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen appellante, een onderneming in administratieve dienstverlening en belastingadvies, en [betrokkene]. De Raad oordeelt dat [betrokkene] zijn werkzaamheden ten behoeve van appellante onder gezag van appellante heeft verricht. Dit oordeel is gebaseerd op de nauwe verwevenheid van de werkzaamheden van [betrokkene] met die van de overige werknemers van appellante, ondanks dat zijn werkzaamheden verschillen van die van de andere medewerkers. De Raad stelt vast dat [betrokkene] structureel twee en een halve dag per week voor appellante werkte en dat zijn werkzaamheden een geïntegreerd onderdeel vormden van het totaalpakket dat appellante aan haar cliënten aanbiedt.
De Raad wijst erop dat de rechtbank eerder had geoordeeld dat het Uwv voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een gezagsverhouding. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat de rechtsverhouding met [betrokkene] als een overeenkomst van opdracht moet worden beschouwd, maar de Raad oordeelt dat de aanwezigheid van een gezagsverhouding niet kan worden ontkend. De Raad bevestigt dat de werkzaamheden van [betrokkene] passen binnen het dienstenpakket van appellante en dat de cliënten van appellante de opdrachtgevers zijn voor de jaarrekeningen en goedkeurende verklaringen.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, M. Pijper.