ECLI:NL:CRVB:2007:BA0123
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- R.E. Lysen
- Rechtspraak.nl
Verzekering onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en ingezetenschap
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, staat de vraag centraal of appellante op de peildatum van het derde kwartaal 2004 als verzekerd kan worden aangemerkt onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De appellante, die sinds 23 oktober 2000 in Nederland verblijft, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 17 februari 2006. De rechtbank had geoordeeld dat appellante niet als ingezetene kon worden beschouwd, omdat zij op de peildatum niet ter zake van in Nederland verrichte arbeid aan de loonbelasting was onderworpen.
De Raad overweegt dat ingevolge artikel 2 van de AKW een ingezetene degene is die in Nederland woont. De beoordeling van de woonplaats is afhankelijk van de sociale, economische en juridische binding van de betrokken persoon met Nederland. De Raad concludeert dat, hoewel appellante drie jaar in Nederland verbleef, haar sociale en economische binding te zwak was om als ingezetene te worden aangemerkt. Appellante verbleef op de peildatum in een asielzoekerscentrum en had geen zelfstandige woonruimte of volwaardige bron van inkomsten.
De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) terecht heeft geoordeeld dat appellante niet als ingezetene kan worden beschouwd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 maart 2007.