ECLI:NL:CRVB:2007:BA0378
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Weigering van Anw-nabestaandenuitkering wegens gebrek aan nabestaandenschap op het moment van overlijden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft de weigering van een Anw-nabestaandenuitkering aan appellante, die was gehuwd met de heer [ex-echtgenoot] en na hun echtscheiding op 26 mei 2004 een aanvraag indiende voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in een besluit van 20 mei 2005 meegedeeld dat appellante geen recht had op de uitkering, omdat zij op het moment van overlijden van haar ex-echtgenoot geen nabestaande was in de zin van de Anw. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat appellante enkel bij wijze van gelijkstelling als nabestaande kon worden aangemerkt, maar dat hiervoor een economische afhankelijkheid tussen haar en haar ex-echtgenoot vereist was. De Raad concludeerde dat er geen financiële band bestond, aangezien er geen alimentatieverplichting was ontstaan na de echtscheiding. Appellante had aangevoerd dat er wel degelijk een financiële band was, maar de Raad oordeelde dat de omstandigheden die appellante aanvoerde niet voldoende waren om aan te nemen dat er ten tijde van het overlijden van haar ex-echtgenoot sprake was van een alimentatieplicht.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 4 van de Anw. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van griffier A. Kovács, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.