Uit het vorenstaande vloeit tevens voort, gelijk ook aan het commentaar van 3 oktober 2006 van de bezwaarverzekeringsarts Van Kempen op het rapport van 4 augustus 2006 van de deskundige Van Zandwijk valt te ontlenen, dat het Uwv
onderschrijft dat de door appellant in het jaar 2001 ondervonden malaise- en spierklachten voor een belangrijk deel het gevolg zijn van de in 2003 gediagnosticeerde polymyositis.
In zijn brief van 17 november 2006 heeft de deskundige Van Zandwijk aangegeven zich niet te kunnen verenigen met het door de verzekeringsarts opgestelde beperkingenpatroon van 16 oktober 2001, dat mede aan besluit I ten grondslag ligt. Naar het oordeel van de deskundige Van Zandwijk was er toen sprake van een ernstige polymyositis, waarbij hij zich heel goed kan voorstellen dat dit een volledige arbeidsongeschiktheid zou kunnen verklaren.
Ter zitting van de Raad is namens het Uwv hiertegen ingebracht dat de deskundige
Van Zandwijk zijn stelling dat hij zich niet kan verenigen met het beperkingenpatroon niet nader heeft geadstrueerd, zodat dit geen aanleiding geeft een ander standpunt in te nemen.
De Raad volgt het Uwv hierin niet. Voor de Raad is voldoende aannemelijk dat de medische beperkingen van appellant bij het nemen van besluit I zijn onderschat.
Daartoe neemt de Raad in aanmerking dat aan het aan besluit I ten grondslag liggende rapport van de arts I.V. Narimanov en de verzekeringsarts L. ten Hove van 16 oktober 2001 valt te ontlenen dat appellant bij hen bekend was met diarreeklachten en een trauma van de rechterduim en dat hij voor onder meer rechterduimbelastende werkzaamheden beperkt werd geacht. De arbeidsdeskundige M.J. van Sijl is daarop bij rapport van 20 november 2001 tot de conclusie gekomen dat appellant vanwege de bij hem bestaande medische beperkingen met name beperkt was voor zwaar fysieke arbeid. Bij deze inschatting van appellants arbeidsvermogen waren de betrokken artsen evenwel niet op de hoogte, c.q. konden zij niet op de hoogte zijn, van de nadien gestelde en door de deskundige Van Zandwijk als ernstig aangemerkte diagnose polymyositis. Nu deze deskundige, zoals hiervoor al is vermeld, van oordeel is dat ten tijde hier in geding de medische toestand van appellant al zodanig was dat die mogelijk in het geheel niet met het verrichten van arbeid te verenigen was, is het onaannemelijk dat de aangenomen beperkingen met betrekking tot zwaar lichamelijke arbeid en rechterduimbelastende werkzaamheden een juiste weergave behelzen van de voor appellant geldende belastbaarheid. Van de zijde van de bezwaarverzekeringsarts is ook niet nader schriftelijk geadstrueerd waarom de zienswijze van de deskundige Van Zandwijk niet gevolgd kan worden.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat de medische beperkingen van appellant bij besluit I zijn onderschat en dat dit besluit mitsdien op een ondeugdelijke medische grondslag berust.
Hetgeen het Uwv ter zitting van de Raad heeft aangevoerd met betrekking tot de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, behoeft, wat daar verder ook van zij, geen bespreking omdat daarbij is uitgegaan van de hiervoor al als ondeugdelijk aangemerkte medische grondslag.
Gelet op het hiervoor overwogene komt uitspraak I waarbij besluit I in stand is gelaten, eveneens voor vernietiging in aanmerking.
Het Uwv zal met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen nieuwe besluiten dienen te nemen op de bezwaren van appellant.
De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv in beide gedingen te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden in het geding met betrekking tot besluit I begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in eerste aanleg. Van in eerste aanleg gemaakte en voor vergoeding in aanmerking komende kosten met betrekking tot besluit II is de Raad niet gebleken. In hoger beroep begroot de Raad, mede lettend op de gevoegde behandelingen van de gedingen ter zitting, de proceskosten op € 966,- voor verleende rechtsbijstand en op € 147,60 ter zake van door appellant ingewonnen medische inlichtingen.