ECLI:NL:CRVB:2007:BA4594
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J.G. Treffers
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen intrekking WAO-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 25 november 2004 een eerdere beslissing van het Uwv over de intrekking van de WAO-uitkering van appellant heeft beoordeeld. Het Uwv had de uitkering per 19 juni 2002 ingetrokken, omdat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig was, maar dat er twijfels bestonden over de arbeidskundige beoordeling, met name over het maatmaninkomen en de toepassing van de overhevelingstoeslag.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld, en het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 16 maart 2007 werd appellant vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. K. de Bie, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door E.C. van der Meer. De Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het procesbelang van appellant lag in de behandeling van het beroep tegen het besluit van 21 februari 2007, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw werd vastgesteld op 15 tot 25%.
De Raad concludeert dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de functies van magazijnmedewerker, assembleerder en produktiemedewerker industrie geschikt zijn voor appellant. De grieven van appellant worden verworpen, en de Raad oordeelt dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig is geweest. De Raad verklaart het hoger beroep en het beroep tegen het besluit van 4 mei 2005 niet-ontvankelijk, maar verklaart het beroep tegen het besluit van 21 februari 2007 ongegrond. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 805,- en tot vergoeding van renteschade.