ECLI:NL:CRVB:2007:BA7209
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 28 januari 2005, waarin de rechtbank het besluit van het Uwv om appellante per 5 oktober 1999 in te delen in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15 tot 25% heeft bevestigd. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Wolter, stelt dat haar arbeidsongeschiktheid ten onrechte is onderschat en dat zij volledig arbeidsongeschikt is, of in ieder geval meer dan 25% arbeidsongeschikt. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 maart 2007 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en rapportages van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Het bestreden besluit, dat is genomen op basis van een rapport van 3 februari 2004, is door de Raad als zorgvuldig beoordeeld. De bezwaarverzekeringsarts T.E. Greven heeft alle relevante medische gegevens herbeoordeeld en geconcludeerd dat de medische situatie van appellante per 5 oktober 1999 niet negatief is gewijzigd ten opzichte van de eerdere beoordeling op 5 augustus 1999. Appellante heeft haar standpunt dat haar klachten zijn onderschat niet met nieuwe medische gegevens onderbouwd.
De Raad heeft ook de grieven van appellante met betrekking tot de arbeidskundige grondslag beoordeeld en concludeert dat het door de arbeidsdeskundige berekende arbeidsongeschiktheidspercentage van 24,6% niet onjuist is. De enkele omstandigheid dat dit percentage dicht bij de grens van een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse ligt, is onvoldoende om aan de juistheid ervan te twijfelen. De Raad bevestigt dan ook de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het bestreden besluit op een juiste medische grondslag berust.